2.1 Kerngegevens
2023 | 2022 | 2021 | 2020 | 2019 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal deelnemers | |||||||||
Actieven en arbeidsongeschikten | 278 | 546 | 506 | 496 | 505 | ||||
Gewezen deelnemers | 722 | 534 | 511 | 487 | 465 | ||||
Pensioengerechtigden | 120 | 113 | 111 | 102 | 92 | ||||
Totaal | 1.120 | 1.193 | 1.128 | 1.085 | 1.062 | ||||
Dekkingsgraad | |||||||||
Beleidsdekkingsgraad | 118,7% | 119,1% | 114,2% | 101,4% | 109,7% | ||||
Feitelijke dekkingsgraad | 118,8% | 115,0% | 118,7% | 106,4% | 110,1% | ||||
Minimaal vereiste dekkingsgraad | 104,1% | 104,2% | 104,2% | 104,2% | 104,2% | ||||
Vereiste dekkingsgraad | 114,8% | 114,8% | 114,3% | 113,9% | 114,9% | ||||
Financiële positie (in € 1.000) | |||||||||
Pensioenvermogen | 182.637 | 167.800 | 228.233 | 212.651 | 190.649 | ||||
Technische voorzieningen risico pensioenkring | 151.372 | 143.760 | 190.642 | 198.320 | 171.645 | ||||
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen | 2.355 | 2.204 | 1.585 | 1.619 | 1.467 | ||||
Eigen vermogen | 28.910 | 21.836 | 36.006 | 12.712 | 17.537 | ||||
Minimaal vereist eigen vermogen | 6.326 | 6.172 | 8.131 | 8.428 | 7.315 | ||||
Vereist eigen vermogen | 22.731 | 21.557 | 27.488 | 27.840 | 25.724 | ||||
Premies en uitkeringen (in € 1.000) | |||||||||
Kostendekkende premie | 2.848 | 7.652 | 7.788 | 6.815 | 6.024 | ||||
Gedempte premie | 3.333 | 6.025 | 5.731 | 5.779 | 4.194 | ||||
Feitelijke premie | 3.471 | 6.340 | 5.907 | 5.781 | 5.855 | ||||
Pensioenuitkeringen* | 2.985 | 2.684 | 2.416 | 2.208 | 2.106 | ||||
Toeslagen | |||||||||
Deelnemers | 0,00% | 5,80% | 1,70% | 0,99% | 1,64% | ||||
Gewezen deelnemers en pensioengerechtigden | 0,00% | 5,54% | 0,25% | 0,00% | 0,22% | ||||
Niet toegekende toeslagen deelnemers (cumulatief) | 10,77% | 12,33% | 2,32% | 0,87% | 0,00% | ||||
Niet toegekende toeslagen gewezen deelnemers en pensioengerechtigden (cumulatief) |
15,35% | 17,76% | 6,50% | 4,09% | 3,07% | ||||
Beleggingsrendement | |||||||||
Per jaar | 10,0% | -29,3% | 5,2% | 8,9% | 16,5% | ||||
Kostenratio`s | |||||||||
Pensioenuitvoeringskosten | 0,29% | 0,26% | 0,19% | 0,21% | 0,15% | ||||
Vermogensbeheerkosten | 0,46% | 0,46% | 0,34% | 0,36% | 0,33% | ||||
Transactiekosten | 0,11% | 0,07% | 0,07% | 0,06% | 0,08% | ||||
Gemiddelde duration (in jaren) | |||||||||
Actieven en arbeidsongeschikten | 24,0 | 23,4 | 24,9 | 25,1 | 25,0 | ||||
Gewezen deelnemers | 22,5 | 24,4 | 26,1 | 26,5 | 26,3 | ||||
Pensioengerichtigden | 9,6 | 9,7 | 10,7 | 11,0 | 10,8 | ||||
Totaal gemiddelde duration | 19,6 | 20,1 | 22,7 | 22,7 | 22,4 | ||||
Gemiddelde rekenrente | 2,31% | 2,54% | 0,58% | 0,20% | 0,77% |
2.2 Algemene informatie
Pensioenkring Eastman is vanaf 1 oktober 2016 operationeel. Per die datum zijn de pensioenaanspraken en het vermogen van de voormalige Stichting Pensioenfonds E-Way overgedragen aan Stap Pensioenkring Eastman door middel van een collectieve waardeoverdracht. De werkgever Eastman Chemical B.V. en Stap zijn per 1 oktober 2016 een uitvoeringsovereenkomst aangegaan voor een periode van vijf jaar. Per 1 januari 2020 is de uitvoeringsovereenkomst opengebroken en is er een nieuwe overeenkomst afgesloten voor een periode van vijf jaar.
De samenstelling en zittingstermijnen van het belanghebbendenorgaan zijn op het moment van vaststellen van het jaarverslag als volgt:
Naam lid belanghebbendenorgaan | Ingangsdatum zittingstermijn | Einddatum 1ste zittingstermijn | Einddatum 1ste herbenoeming | Laatste termijn eindigt op |
---|---|---|---|---|
Harold de Kruijf (1969), voorzitter namens de werkgevers |
06-10-2021 | 01-10-2025 | 01-10-2029 | 01-10-2033 |
Lucy van der Wolf (1963), lid namens de werkgevers |
01-04-2021 | 01-04-2025 | 01-04-2029 | 01-04-2033 |
Vacature, lid namens de werknemers |
02-03-2023 | 01-01-2027 | 01-01-2031 | 01-01-2035 |
Remy Franquinet (1943), lid namens de pensioengerechtigden |
01-10-2016 | 01-10-2020 | 01-10-2024 | 01-10-2028 |
Door het vertrek van Adriaan Paré bij Eastman is er in het belanghebbendenorgaan per 21 maart 2024 een vacature ontstaan voor een lid namens de werknemers.
Het belanghebbendenorgaan van Pensioenkring Eastman heeft in 2023 twee keer overleg gehad met het bestuur. In mei 2023 stond het overleg in het teken van het jaarverslag 2022 en het tweede overleg heeft in november 2023 plaatsgevonden. Daarin zijn diverse onderwerpen zoals het beleggingsplan 2024, het jaarplan 2024, de toeslagverlening per 31 december 2023, het communicatiejaarplan 2024 en het pensioenreglement 2024 behandeld. Naast de vergaderingen met het bestuur heeft het belanghebbendenorgaan in 2023 zes eigen vergaderingen gehouden en in november 2023 een overleg gehad met de raad van toezicht. Bij de eigen vergaderingen was een delegatie van het bestuursbureau aanwezig.
2.3 Pensioen paragraaf
Kenmerken regeling
De belangrijkste kenmerken van de regeling luiden als volgt:
Pensioenregeling | De pensioenregeling is een zogeheten Collective Defined Contribution (CDC) regeling. Het is een voorwaardelijke middelloonregeling met voorwaardelijke toeslagen. Wanneer de premie in enig jaar niet toereikend is om de beoogde regeling te financieren, dan wordt het opbouwpercentage van de voorwaardelijke middelloonregeling in het betreffende jaar aangepast. De pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. |
---|---|
Pensioenleeftijd | Leeftijd 68 jaar |
Toetredingsleeftijd | Leeftijd 21 jaar |
Pensioengevend salaris | 13 maal het door de deelnemer overeengekomen maandsalaris en de overeengekomen vakantie-uitkering. |
Franchise | € 16.322 (2023), volgt de verhoging van het prijsindexcijfer. |
Pensioengrondslag | De pensioengrondslag bedraagt het pensioengevend salaris minus de franchise. Voor de vaststelling van de pensioengrondslag bedraagt het pensioengevend salaris vermeerderd met de ploegentoeslag op jaarbasis, op voltijdsbasis niet meer dan het op de datum van vaststelling van de pensioengrondslag geldende maximale pensioengevend loon in de zin van artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964. |
Opbouwgrensbedrag | Het deel van het pensioengevend salaris waarover een aanspraak op ouderdomspensioen wordt opgebouwd. Het opbouwgrensbedrag bedraagt een vast bedrag dat niet jaarlijks wordt geïndexeerd. Het opbouwgrensbedrag bedraagt per 1 januari 2023 € 55.000. |
Opbouwpercentage ouderdomspensioen | Het beoogd opbouwpercentage is 1,875% (2023). Het feitelijk opbouwpercentage is 1,875% (2023). |
Partnerpensioen | Voor ieder deelnemersjaar 1,313% van de pensioengrondslag en ploegenpensioengrondslag zoals die voor dat betreffende deelnemersjaar is vastgesteld. |
Wezenpensioen | 20% van het partnerpensioen. |
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid | Bij arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. |
Ontwikkelingen in aantallen deelnemers
In onderstaande tabel is een mutatieoverzicht opgenomen met de ontwikkelingen in het deelnemersbestand.
Deelnemers | Actief | Ingegaan OP/NP | Ingegaan WzP | Gewezen | Totaal |
---|---|---|---|---|---|
Per 31 december 2022 | 546 | 110 | 3 | 534 | 1.193 |
Bij | 12 | 9 | 0 | 255 | 276 |
Af | 280 | 2 | 0 | 67 | 349 |
Per 31 december 2023 | 278 | 117 | 3 | 722 | 1.120 |
Financieringsbeleid
De werkgever betaalt een premie als vast percentage van de som van de volledige pensioengevende salarissen in dat jaar. Deze premie is de totale premie voor twee pensioenregelingen die volgen uit de pensioenovereenkomst, zijnde de voorwaardelijke middelloonregeling ondergebracht bij Stap in Pensioenkring Eastman en de beschikbare premieregeling ondergebracht bij een andere pensioenuitvoerder. Deze premie is voor de periode 1 januari 2020 tot 1 januari 2025 vastgesteld op 21% van de som van de volledige pensioengevende salarissen (inclusief de ploegentoeslaggrondslag). De aan Stap te betalen premie is de vaste premie na aftrek van de premie voor de beschikbare premieregeling.
Feitelijke premie
De werkgever draagt, met inachtneming van het daartoe bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst, jaarlijks aan Stap de vaste premie na aftrek van de premie voor de beschikbare premieregeling af voor de pensioenaanspraken in de voorwaardelijke middelloonregeling. Wanneer de premie in enig jaar niet toereikend is om de beoogde regeling te financieren, zal het opbouwpercentage van de voorwaardelijke middelloonregeling in het betreffende jaar naar rato worden aangepast.
Gedempte premie
Om conform de Pensioenwet te toetsen in hoeverre de feitelijke premie voldoet aan de wettelijke eisen, hanteert de pensioenkring een gedempte premie. De berekening van de gedempte premie is gebaseerd op een verwacht rendement op basis van het huidige strategische beleggingsbeleid. Hierbij geldt dat het rendement op vastrentende waarden gelijk is aan de rentetermijnstructuur van 31 december 2019. Voor de risicopremies zijn de hoogtes (meetkundig) gelijk gesteld aan de maximale rendementsparameters zoals vastgesteld in artikel 23a van het Besluit FTK en geldend per 1 januari 2020. De curve is verlaagd met circa 1,9% voor inflatie op basis van een ingroeipad voor de CPI zoals deze door DNB is gepubliceerd. De curve geldt voor de periode 1 januari 2020 tot 1 januari 2025.
Kostendekkende premie
Naast de gedempte premie wordt jaarlijks ook de kostendekkende premie bepaald. De kostendekkende premie wordt op dezelfde grondslagen berekend als de gedempte premie, met uitzondering van de rekenrente. Bij de kostendekkende premie wordt de actuele rentetermijnstructuur gebruikt zoals deze door DNB gepubliceerd wordt per 31 december van het voorafgaande jaar.
Indexatiedepot
Bij de start van Pensioenkring Eastman is het indexatiedepot, waar uit hoofde van de collectieve waardeoverdracht de Bestemmingsreserve Indexatie Middelloon (BIM) van het voormalige Pensioenfonds E-Way is ingebracht, gecontinueerd. Jaarlijks wordt de premiemarge, zijnde het positieve verschil tussen de feitelijke premie en de voor dat jaar vastgestelde gedempte premie, in dit depot gestort.
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen voor Pensioenkring Eastman bedraagt 0,2% van het beheerde pensioenvermogen. Dit weerstandsvermogen is het vermogen dat Stap volgens het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet ten minste moet aanhouden als vermogen om de bedrijfsrisico’s te dekken. Het weerstandsvermogen maakt geen deel uit van het vermogen van de pensioenkring.
Voor het weerstandsvermogen geldt een wettelijk voorgeschreven minimum en maximum. Doorlopend wordt getoetst of het aanwezige weerstandsvermogen hieraan voldoet. Daarbij vastgestelde overschotten en tekorten van het weerstandsvermogen die het gevolg zijn van het behaalde positieve of negatieve rendement op het vermogen van Pensioenkring Eastman, komen ten goede aan respectievelijk ten laste van het behaalde bruto rendement op het vermogen van Pensioenkring Eastman.
Klachten
Stap vindt het belangrijk om te luisteren naar de deelnemers van de pensioenkring en daar ook naar te handelen. Daarmee volgt Stap de geactualiseerde versie (11 september 2023) van de Gedragslijn Goed omgaan met Klachten (gedragslijn). In deze gedragslijn hebben leden van de Pensioenfederatie vastgelegd wat het basisniveau is voor de wijze waarop de pensioenfondsensector wil omgaan met klachten. Stap sluit hiermee aan bij de verwachtingen van de deelnemers en is goed voorbereid op de verwachte toestroom van vragen en klachten door de stelselwijziging. De geactualiseerde versie van de gedragslijn sluit aan bij de Wet toekomst pensioenen. Daarin is een bredere definitie opgenomen van een klacht: elke uiting van ontevredenheid van een persoon gericht aan de pensioenuitvoerder. Met als vanzelfsprekend gevolg dat het aantal klachten toeneemt.
De klachtenregeling van Stap is in lijn gebracht met de nieuwe wetgeving en de gedragslijn. Met ingang van 1 januari 2024 verwijzen we in de klachtenregeling door naar de nieuw opgerichte Geschillen Instantie Pensioenfondsen (GIP).
In onderstaand schema staan de aantallen klachten en geëscaleerde klachten over 2023 voor een aantal vaste rubrieken zoals beschreven in de gedragslijn. In 2023 zijn geen klachten afgehandeld. Onderverdeeld naar rubriek (AFM classificatie) geeft dat het volgende beeld.
Onderwerp | Aantal klachten | Geëscaleerde klachten |
---|---|---|
Afgehandelde klachten 2023 per onderwerp: | ||
- service en klantgerichtheid | 0 | 0 |
- behandelingsduur | 0 | 0 |
- informatieverstrekking | 0 | 0 |
- deelnemersportaal | 0 | 0 |
- keuzebegeleiding | 0 | 0 |
- pensioenberekening en -betaling | 0 | 0 |
- registratie werknemersgegevens/datakwaliteit | 0 | 0 |
- toepassing wet- en regelgeving: algemeen | 0 | 0 |
- toepassing wet- en regelgeving: invaren, transitie | 0 | 0 |
- financiële situatie | 0 | 0 |
- duurzaamheid | 0 | 0 |
- overig | 0 | 0 |
Totaal | 0 | 0 |
Op dit moment is TKP bezig met de inrichting van een periodieke meting van de klanttevredenheid over de behandeling van klachten. Deze wordt in de loop van 2024 operationeel. Ook zal dan op een stelselmatige wijze gekeken worden naar mogelijke verbeteringen die Stap kan doorvoeren op basis van de ontvangen klantsignalen.
2.4 Vermogensbeheer
Beleggingsmix
In onderstaande tabellen zijn de actuele en strategische beleggingsmix per ultimo 2023 en 2022 opgenomen. De beleggingen voor het indexatiedepot zijn in de tweede tabel separaat weergegeven.
2023 * | 2022 * | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
in € miljoen | Actuele mix in % |
Strategische mix in % |
in € miljoen | Actuele mix in % |
Strategische mix in % |
|
Aandelen | 51,8 | 28,8 | 29,0 | 49,1 | 29,6 | 29,0 |
Opkomende markten | 8,5 | 4,7 | 5,0 | 9,0 | 5,4 | 5,0 |
Wereldwijd afgedekt | 21,7 | 12,1 | 12,0 | - | - | - |
Wereldwijd onafgedekt | 21,6 | 12,0 | 12,0 | 40,2 | 24,2 | 24,0 |
Vastrentende waarden (inclusief liquiditeiten en overlay) | 115,3 | 71,2 | 71,0 | 108,6 | 70,4*** | 71*** |
Bedrijfsobligaties wereld (exclusief financials) | 15,2 | 8,4 | 8,5 | 16,4 | 9,9 | 10,0 |
Bedrijfsobligaties Europa | 14,9 | 8,3 | 8,5 | 16,5 | 9,9 | 10,0 |
Hypotheken Nederland | 37,5 | 20,8 | 20,0 | 34,8 | 21,0 | 20,0 |
Green Bonds | 5,2 | 2,9 | 3,0 | - | - | - |
Staatsleningen opkomende markten | 7,1 | 4,0 | 4,0 | 6,9 | 4,2 | 4,0 |
Discretionaire inflatie-gerelateerde staatsobligaties | 16,7 | 9,3 | 10,0 | 16,2 | 9,8 | 10,0 |
Discretionaire staatsobligaties | 18,6 | 10,3 | 17,8 | 10,8 | ||
Liquiditeiten | 41,2 | 22,9 | 17,0 | 40,3 | 24,3 | 17,0 |
Overlay | -28,3 | -15,8 | -32,2 | -19,4 | ||
Interest Rate Swap | -28,3 | -15,8 | -32,2 | -19,4 | ||
Totaal */** | 179,9 | 100,0 | 100,0 | 165,8 | 100,0 | 100,0 |
Beleggingsmix Indexatiedepot
2023 | 2022 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
in € miljoen | Actuele mix in % |
Strategische mix in % |
in € miljoen | Actuele mix in % |
Strategische mix in % |
|
Liquiditeiten | 0,8 | 100,0 | 100,0 | 0,0 | 100,00 | 100,00 |
Totaal | 0,8 | 100,0 | 100,0 | 0,0 | 100,00 | 100,00 |
In december 2023 is het beleggingsplan 2024 vastgesteld. Het beleggingsplan 2024 heeft als ingangsdatum 1 januari 2024.
Ten opzichte van het beleggingsplan 2023 zijn er voor het beleggingsplan 2024 geen wijzigingen in de allocatie van de assets aangebracht.
Resultaten beleggingen
In onderstaande tabellen worden de beleggingsresultaten van 2023 weergegeven.
Cijfers in % | Pensioenkring * | Benchmark | Relatief | Bijdrage aan totaal rendement |
---|---|---|---|---|
Aandelen | 19,2 | 18,6 | 0,5 | 5,4 |
Aandelen opkomende markten (MM Global Emerging Markets Fund) |
8,4 | 6,1 | 2,2 | 0,4 |
Aandelen wereldwijd afgedekt (MM World Equity Index SRI Fund - EUR) |
22,4 | 22,3 | 0,1 | 2,6 |
Aandelen wereldwijd (MM World Equity Index SRI Fund) |
21,1 | 20,8 | 0,3 | 2,4 |
Vastrentende waarden | 5,0 | 5,9 | -0,8 | 3,2 |
Bedrijfsobligaties Europa (MM Euro Credit ESG Fund) |
7,8 | 6,8 | 1,0 | 0,6 |
Bedrijfsobligaties Europa (MM Credit Index Fund) |
1,3 | 1,6 | -0,3 | 0,2 |
Bedrijfsobligaties wereld (exclusief financials) (MM Global Credit Ex Financials Fund) |
6,1 | 6,0 | 0,0 | 0,6 |
Hypotheken Nederland (MM Dutch Mortgage Fund) |
2,3 | 5,7 | -3,3 | 0,4 |
Green Bonds wereld (MM Global Green Bond Fund) | 3,5 | 5,1 | -1,5 | 0,2 |
Staatsleningen opkomende markten (MM Emerging Market Debt Fund) |
11,5 | 8,8 | 2,5 | 0,4 |
Discretionaire portefeuille nominale staatsobligaties | 6,7 | 6,7 | 0,0 | 0,6 |
Discretionaire inflatie-gerelateerde staatsobligaties | 3,0 | 3,0 | 0,0 | 0,3 |
Liquiditeiten | 0,9 | |||
Totaal exclusief overlay | 8,0 | 8,4 | -0,4 | 9,5 |
Totaal overlay | 0,5 | |||
Interest Rate Swap | 0,5 | |||
Totaal inclusief overlay | 10,0 | 10,0 |
Beleggingsresultaten Indexatiedepot 2023
Cijfers in % | Pensioenkring | Benchmark | Relatief | Bijdrage aan totaal rendement |
---|---|---|---|---|
Liquiditeiten | 3,3 | 3,3 | -0,0 | 3,3 |
Totaal | 3,3 | 3,3 | -0,0 | 3,3 |
Toelichting resultaten beleggingen 2023
In deze paragraaf wordt ingegaan op de behaalde rendementen van de pensioenkring (1).
De belangrijkste bijdragen aan het rendement en de meest opvallende relatieve en absolute rendementen worden hierna toegelicht.
(1) Voor de meeste beleggingscategorieën wordt passief belegd. Doordat de benchmark geen rekening houdt met transactiekosten is het rendement van de passief beheerde beleggingsfondsen, als gevolg van de transactiekosten, meestal iets lager dan de gehanteerde benchmark.
Toelichting resultaten aandelen
Door de sterke stijging van de aandelenmarkt droeg de categorie aandelen met 5,4%-punt positief bij aan het totaal rendement. Het MM World Equity Index SRI Fund - EUR had met 2,6%-punt de grootste positieve bijdrage aan deze beleggingscategorie.
Ontwikkeling aandelen ontwikkelde markten
Zowel het MM World Equity Index SRI Fund als het MM World Equity Index SRI Fund – EUR kennen een passieve beleggingsstijl waardoor het rendement in lijn is met het rendement van de benchmark. Het terugvorderen van dividendbelasting droeg dit jaar positief bij en als gevolg hiervan behaalde het beleggingsfonds een positief relatief rendement.
Ontwikkeling aandelen opkomende markten
Het MM Global Emerging Markets Fund belegt wereldwijd in aandelen van ondernemingen uit ontwikkelde en opkomende markten. Het merendeel van de managers in het beleggingsfonds maken gebruik van bottom-up aandelenselectie. Het beleggingsfonds behaalde in 2023 een rendement dat hoger was dan het rendement van de benchmark. Het afgelopen jaar kenmerkte zich door onverwachte gebeurtenissen op het macro economische en het geopolitieke vlak. De hoge volatiliteit van de rente en de sterke stijging van de rente hadden periodiek een grote invloed op de wereldwijde aandelenmarkten. Desalniettemin was het rendement van de belangrijkste opkomende markten over het jaar positief en wisten ook de meeste managers in het beleggingsfonds de benchmark voor te blijven. De managers zaten per saldo onderwogen in China wat een positieve bijdrage heeft geleverd. Daarnaast leverde goede aandelenselectie in een aantal landen, zoals in Mexico, Brazilië en Taiwan een positieve bijdrage.
Toelichting resultaten vastrentende waarden
Vastrentende waarden droegen 3,2%-punt bij aan het totaal rendement. Het MM Euro Credit ESG Fund leverde met 0,6%-punt de grootste positieve bijdrage aan deze beleggingscategorie.
Ontwikkeling (inflatie-gerelateerde) discretionaire staatsobligaties
In de verslagperiode behaalden zowel de portefeuille met discretionaire nominale staatsobligaties als de portefeuille met discretionaire inflatie-gerelateerde staatsobligaties een positief rendement. Europese staatsobligaties lieten een stijging zien als gevolg van een dalende rente, met name in december. Waar de rente in de eerste 11 maanden nog gestaag opliep, in lijn met het verkrappende beleid van de ECB, stond de maand december volledig in het teken van verwachtingen omtrent renteverlagingen voor het komend jaar en nam de rente hiervoor alvast een afslag op. Een belangrijke reden voor deze dalende rente was het einde van de reeks renteverhogingen van de centrale bank, als ook de verzwakkende economische indicatoren. De inflatie-component van inflatie-gerelateerde staatsobligaties bracht wel een negatieve performance mee, aangezien de inflatie dankzij alle renteverhogingen flink daalde gedurende het jaar. De reële rente daalde, ondanks de dalende inflatie, minder hard dan de nominale rente. Hierdoor ontstond een rendementsverschil van ongeveer 4%-punt tussen de twee soorten staatsobligaties, in het voordeel van de nominale staatsobligaties. Dit was het jaar hiervoor nog andersom met 21%-punt.
Ontwikkeling staatsobligaties opkomende markten
De sterke daling van de risicopremies zorgde voor positieve absolute rendementen. Het rendement van het actief beheerde MM Global Emerging Market Debt Fund, dat belegt in staatsleningen van opkomende markten, behaalde in 2023 een duidelijk beter rendement dan de benchmark. Het beleggingsfonds nam meer risico dan de benchmark, en dit werd in het afgelopen jaar beloond daar de risicopremies van vooral de landen met een high yield rating sterk daalden. Het beleggingsfonds had meer dan de benchmark belegd in landen als El Salvador, Argentinië, Sri Lanka, en Zambia. Al deze posities droegen positief bij aan het relatieve rendement.
Ontwikkeling bedrijfsobligaties wereld (exclusief financials)
Het MM Global Credit Ex Financials Fund kent een passieve beleggingsstijl. Het beleggingsfonds kan, in tegenstelling tot de benchmark naar BBB afgewaardeerde obligaties aanhouden om transactiekosten te beperken. Eind 2023 is 7% belegd in obligaties met een rating van BBB+ of BBB. Het aanhouden van deze obligaties had een licht positief effect op het rendement. Transactiekosten hadden een licht negatief effect. Tevens zorgde de kaspositie, die aangehouden moet worden als onderpand voor de valuta afdekking, voor een licht negatieve bijdrage aan het relatieve rendement omdat kas minder rendeerde dan bedrijfsobligaties.
Ontwikkeling bedrijfsobligaties Europa
Begin 2023 zijn de beleggingen in het MM Credit Index Fund omgezet naar beleggingen in het actief beheerde MM Euro Credit ESG Fund. Het beleggingsfonds heeft beter gerendeerd dan de benchmark en presteerde ook beter dan de lange termijn doelstelling, terwijl het risicoprofiel van het beleggingsfonds laag is. Het beleggingsfonds profiteerde vooral van de selectie van obligaties binnen de sectoren. Vooral posities in financiële waarden en nutsbedrijven droegen positief bij.
Het MM Credit Index Fund kent een passieve beleggingsstijl waardoor het rendement normaliter in lijn is met het rendement van de benchmark. In tegenstelling tot de benchmark maakt het beleggingsfonds kosten bij de transacties om het beleggingsfonds in lijn te houden met de benchmark waardoor het beleggingsfonds over het algemeen wat achterblijft bij de benchmark. Beperkte afwijkingen van het rendement ten opzichte van de benchmark worden veroorzaakt door liquiditeit, de uitsluitingenlijst en de timing van aan- en verkopen voor herijking.
Ontwikkeling Green Bonds
In januari 2023 is de pensioenkring gestart met beleggen in het MM Global Green Bond Fund. Het beleggingsfonds belegt uitsluitend in erkende green bonds volgens strenge maatstaven. De opbrengst van deze obligaties wordt geheel gebruikt voor projecten met een aanwijsbaar positieve impact op het milieu op het gebied van schone energie, energiebesparing, waterbeheer en milieuvriendelijke transportmiddelen en gebouwen.
Het negatieve relatieve rendement van het MM Global Green Bond Fund kan vooral verklaard worden door de timing van de transacties en transactiekosten. De transacties die in de eerste maand van 2023 hebben plaatsgevonden om tot het fonds toe te treden gingen gepaard met 20 basispunten toetredingskosten en dit heeft een negatief effect gehad op het rendement. Het rendement wordt gebaseerd op ‘einde dag’ standen, waardoor de kosten van toetreding in het rendement terecht komen op de marktwaarde van de vorige dag. Dit verschijnsel treedt met name op bij het toetreden in meerdere stappen waarbij er een sterke relatieve toename van vermogen zichtbaar is, en heeft in januari 2023 voor een extra negatief relatief rendement gezorgd. Dit is het hele jaar meegenomen binnen het ytd relatief rendement.
Ontwikkeling Nederlandse hypotheken
Het rendement van de belegging in het MM Dutch Mortgage Fund wordt op de lange termijn vergeleken met het rendement van Nederlandse staatsobligaties, omdat een goede benchmark voor Nederlandse hypotheken ontbreekt. Het rendement was in 2023 fors lager dan dat van Nederlandse staatsobligaties. Sinds de start van het beleggingsfonds (oktober 2013) is er echter sprake van een geannualiseerd relatief rendement van 2%, terwijl de doelstelling ligt op het behalen van minimaal 1%. De risicopremie van hypotheken liep op van 1,6% naar een niveau net boven de 2% voor een 20-jaars hypotheek met NHG. De kredietopslag van 2% ligt dicht bij het gemiddelde over de afgelopen jaren.
De huizenmarkt in Nederland was redelijk stabiel in 2023. Het beleggingsfonds is relatief goed beschermd tegen mindere economische periodes door de relatief lage loan-to-value (minder dan 60%). Betalingsachterstanden op hypotheken zijn nog steeds zeer laag ondanks de gestegen prijzen voor energie.
Ontwikkelingen liquiditeiten
De liquiditeiten worden in een drietal geldmarktfondsen belegd. Voor het Morgan Stanley Euro Liquidity Fund, het Fidelity Institutional Liquidity Fund en het BlackRock ICS Euro Liquidity Fund, was het de primaire focus om te kunnen voorzien in liquiditeit vanwege de aanhoudende onzekerheden in de financiële markten. Om dit te bewerkstelligen hield men vast aan een relatief hoge allocatie naar dagelijks opvraagbare deposito’s en posities met een looptijd van maximaal één week. Om te profiteren van de oplopende rente werd gedurende het jaar meer belegd in posities met een relatief korte looptijd. Het behaalde rendement was positief.
Toelichting resultaten overlay
De overlay, bestaande uit renteswaps, heeft voornamelijk als doel om de dekkingsgraad van de pensioenkring te beschermen tegen financiële risico’s en droeg in 2023 0,5%-punt bij aan het totale rendement. Marktrentes zijn in 2023 tot en met december gedaald. Deze daling van de rente had een positief effect op de afdekking van het renterisico, die daardoor een positieve bijdrage had aan het totale beleggingsresultaat.
Attributie beleggingscategorieën eind 2023 | ||
---|---|---|
Cijfers in % | Allocatie effect | Selectie effect |
Aandelen | -0,0 | 0,1 |
Vastrentende waarden | 0,1 | -0,5 |
Liquiditeiten | 0,0 | -0,0 |
Totaal | 0,1 | -0,4 |
Attributie analyse
De attributie geeft een nadere verklaring van de behaalde out-performance over een bepaalde periode. Dit wordt verklaard door twee elementen:
- allocatie: out-performance behaald door meer/minder te beleggen (alloceren) in categorieën die het relatief beter/slechter doen ten opzichte van het totaal;
- selectie: out-performance behaald door binnen de beleggingscategorie bepaalde beleggingen te kiezen die een out-performance behalen ten opzichte van hun respectievelijke benchmark.
Het negatieve relatieve rendement wordt met name veroorzaakt door het selectie effect. Het MM Dutch Mortgage Fund zorgde voor de grootste negatieve bijdrage aan het selectie effect, namelijk met -0,7%-punt.
2.5 Kostentransparantie
Het onderstaande overzicht is opgesteld conform de Aanbeveling Uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie. Mede op basis van deze aanbevelingen is een deel (30% van de exploitatiekosten) van de uitvoeringskosten voor pensioenbeheer gealloceerd naar de kosten voor vermogensbeheer. Genoemde bedragen zijn vermeld in € 1.000, tenzij anders is aangegeven.
2023 | 2022 | 2023 | 2022 | |
---|---|---|---|---|
Soort kosten | € | € | % * | % * |
Uitvoeringskosten pensioenbeheer | 489 | 468 | 0,29 | 0,25 |
Kosten vermogensbeheer | 781 | 871 | 0,46 | 0,46 |
Transactiekosten | 178 | 141 | 0,11 | 0,07 |
Totaal ** | 1.448 | 1.480 | 0,86 | 0,78 |
De hierboven vermelde kosten zijn uitgedrukt in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen in het betreffende jaar en worden in de volgende paragrafen nader uitgesplitst en toegelicht.
Uitvoeringskosten pensioenbeheer
Deze kosten betreffen de kosten voor pensioenbeheer en de exploitatie van Stap. De wijziging van het weerstandsvermogen wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
2023 | 2022 | 2023 | 2022 | |
---|---|---|---|---|
Soort kosten | € | € | % * | % * |
Administratiekostenvergoeding | 301 | 293 | 0,18 | 0,16 |
Administratiekostenvergoeding meerwerk | 19 | 42 | 0,01 | 0,02 |
Exploitatiekosten | 227 | 169 | 0,13 | 0,09 |
Overige kosten | 10 | 17 | 0,01 | 0,01 |
Allocatie naar kosten vermogensbeheer | -68 | -53 | -0,04 | -0,03 |
Totaal ** | 489 | 468 | 0,29 | 0,25 |
De administratiekosten vergoeding is in 2023 toegenomen als gevolg van de jaarlijkse indexatie. Deze bedroeg 1,75% voor 2023. De administratiekostenvergoeding meerwerk bestaat in 2023 uit een vergoeding voor aanvullende dienstverlening.
De exploitatiekosten zijn in 2023 toegenomen. Deze kosten zijn onder meer toegenomen door de voorbereidende werkzaamheden voor de Wtp en een toename van de kosten voor het toezicht door DNB.
De exploitatiekosten betreffen kosten die vanuit de pensioenkring worden betaald aan Stap voor de governance (227). Deze kosten bestaan uit een vaste vergoeding voor Stap, kosten voor de werkzaamheden door de externe accountant en de certificerend actuaris, kosten voor de actuariële functie, kosten voor het toezicht door AFM en DNB, kosten voor de Pensioenfederatie en Eumedion, kosten die samenhangen met voorbereidende werkzaamheden voor de Wtp en kosten van het belanghebbendenorgaan. Een deel (30%) van de exploitatiekosten wordt toegerekend aan de kosten vermogensbeheer.
Onder overige kosten zijn bankkosten, kosten voor communicatie-uitingen en kosten voor de voorbereidende werkzaamheden voor de Wtp opgenomen.
Kosten per deelnemer
De uitvoeringskosten pensioenbeheer per actieve deelnemer/pensioengerechtigde zijn in de volgende tabel weergegeven.
2023 | 2022 | |||
---|---|---|---|---|
Uitvoeringskosten pensioenbeheer | ||||
Totale uitvoeringskosten pensioenbeheer ( in 1.000) | 489 | 468 | ||
Uitvoeringskosten pensioenbeheer per actieve deelnemer/pensioengerechtigde in € * | 1.229 | 710 |
De kosten per deelnemer zijn ten opzichte van 2022 op totaalniveau met 73% gestegen. Dit komt voornamelijk door een afname van het aantal actieve deelnemers (Eastman Chemicals Middelburg B.V. is per 1 januari 2023 afgesplitst) en een toename van de totale uitvoeringskosten.
Voor de kosten per deelnemer/pensioengerechtigden is geen benchmark opgenomen, omdat de meerwaarde van het laten uitvoeren van een benchmark niet opweegt tegen de vergoeding die daarvoor gevraagd wordt. Daarnaast worden de kosten per deelnemer tot de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel beïnvloed door de eenmalige kosten die hiervoor in de uitvoeringskosten pensioenbeheer zijn opgenomen.
Kosten vermogensbeheer
Het bedrag van 781 betreft alle door de pensioenkring betaalde kosten vermogensbeheer (direct en indirect).
2023 | 2022 | |||
---|---|---|---|---|
Kosten vermogensbeheer | € | € | ||
Directe kosten vermogensbeheer | 572 | 643 | ||
Indirecte kosten vermogensbeheer (ten laste van beleggingsresultaat) | 209 | 228 | ||
Totale kosten van vermogensbeheer | 781 | 871 |
De directe kosten vermogensbeheer bestaan uit de volgende posten:
- dienstverlening integraal balansbeheerder;
- beheervergoeding: dit is een vaste beheervergoeding voor het operationeel vermogensbeheer per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie;
- vergoeding advies, administratie en rapportage: dit is de vergoeding voor de integrale dienstverlening conform de uitbestedingsovereenkomst;
- overige directe kosten: dit betreft onder andere bankkosten en custody-kosten;
- allocatie van de exploitatiekosten van Stap die betrekking hebben op vermogensbeheer.
De hoogte van de directe kosten vermogensbeheer (572) wijkt af van de weergave in de financiële opstelling (595). Een deel van deze directe kosten vermogensbeheer betreffen transactiekosten (5) en deze zijn hierna in de paragraaf Transactiekosten verantwoord. Daarnaast wordt een deel van de overige kosten (18) bij de vermogensbeheerder hier onder indirecte kosten verantwoord. De verschillen tussen de financiële opstelling en het bestuursverslag betreffen verschuivingen in de weergave en hebben geen invloed op het totaal aan kosten vermogensbeheer.
De indirecte kosten vermogensbeheer bestaan uit kosten die worden gemaakt binnen de onderliggende beleggingsfondsen. Deze bestaan uit de volgende posten:
- beheervergoeding externe managers: dit is een (basis) vergoeding per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie.
- performance fee externe managers: dit is een prestatieafhankelijke vergoeding voor het verslaan van de benchmark door een externe manager.
- overige kosten: dit betreft onder andere de vergoeding van de bewaarbank, administratiekosten, accountantskosten en juridische kosten.
De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd in euro’s en als percentage van het gemiddelde van het totaal belegd vermogen. De volgende tabel geeft dit per beleggingscategorie weer. Het aandeel aan geschatte kosten is beperkt. De schattingen zijn gebaseerd op opgaven van externe managers van kosten in onderliggende beleggingsstructuren.
2023 | 2022 | 2023 | 2022 | |
---|---|---|---|---|
Categorie beleggingen | € | € | % * | % * |
Aandelen | 35 | 55 | 0,02 | 0,03 |
Vastrentende waarden | 381 | 369 | 0,23 | 0,20 |
Overig | 298 | 395 | 0,18 | 0,21 |
Totaal | 713 | 818 | 0,42 | 0,43 |
Allocatie vanuit pensioenbeheer | 68 | 53 | 0,04 | 0,03 |
Totaal ** | 781 | 871 | 0,46 | 0,46 |
De kosten vermogensbeheer zijn als percentage van het gemiddeld belegd vermogen in 2023 hetzelfde als in 2022 (0,46%). De stijging van de kosten voor vastrentende waarden is meer dan tenietgedaan door de daling van de overige kosten binnen met name de aandelenportefeuille. Deze daling is vooral veroorzaakt doordat er sprake was van lagere ‘lopende kosten’ binnen het MM World Equity Index SRI Fund. De stijging van de vastrentende vermogensbeheerkosten kan worden verklaard doordat de samenstelling van de portefeuille met vastrentende waarden begin 2023 is gewijzigd.
Transactiekosten
Deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen, de transactiekosten van discretionaire portefeuilles en de derivatentransacties. Deze kosten zijn in het gerapporteerde rendement verwerkt.
Transactiekosten in beleggingsfondsen zijn wel onderdeel van het rendement, maar worden niet apart gespecificeerd. De transactiekosten zijn als volgt bepaald:
- aandelen: op basis van directe transactiekosten zoals commissie en belastingen en indirecte kosten zoals spread en marktimpact. Indien deze kosten niet aanwezig zijn, worden deze vastgesteld op basis van schattingen;
- vastrentende waarden en derivaten: van vastrentende waarden zijn de transactiekosten slechts bij benadering vast te stellen. Deze kosten zijn niet zichtbaar bij aan- en verkopen, maar zijn een impliciet onderdeel van de spread tussen bied- en laatkoersen. Binnen deze fondsen worden de transactiekosten geschat op basis van de gemiddelde spread gedurende het jaar en de som van aan- en verkopen.
De (geschatte) transactiekosten, waaronder ook de kosten voor toe- en uittreding vallen, worden gerapporteerd in euro’s en als een percentage van het gemiddelde van het totaal belegd vermogen.
2023 | 2022 | 2023 | 2022 | |
---|---|---|---|---|
Categorie beleggingen | € | € | % * | % * |
Aandelen | 37 | 53 | 0,02 | 0,03 |
Vastrentende waarden | 135 | 53 | 0,08 | 0,03 |
Derivaten | 6 | 34 | 0,00 | 0,02 |
Totaal ** | 178 | 141 | 0,11 | 0,07 |
In bovenstaande kosten is een bedrag van 28 (2022: 37) begrepen voor toe-en uittredingskosten van de pensioenkring. Het restant betreft werkelijke en geschatte transactiekosten van de beleggingen.
De transactiekosten in 2023 zijn 0,04%-punt hoger dan vorig jaar (2022: 0,07%). Deze stijging is voornamelijk het gevolg van de hogere kosten in de categorie vastrentende waarden. Dit kan worden verklaard doordat de portefeuille met vastrentende waarden begin 2023 gewijzigd is. De beleggingen in het MM Credit Index Fund zijn omgezet naar het actief beheerde MM Euro Credit ESG Fund en een deel van de beleggingen is gealloceerd naar Green Bonds. Hierdoor zijn de toe- en uittredingskosten binnen de portefeuille met vastrentende waarden gestegen ten opzichte van vorig jaar. Daarnaast zijn bij deze wijziging nieuwe beleggingsfondsen toegevoegd aan de portefeuille met vastrentende waarden, waardoor de transactiekosten van deze beleggingen gestegen zijn ten opzichte van vorig jaar.
Beleggingskosten en relatie rendement, risico en kosten
De totale kosten vermogensbeheer in 2023 bedroegen 0,47% van het gemiddeld belegd vermogen. Van deze totale kosten bestaat 0,01%-punt (2022: -0,01%-punt) uit prestatieafhankelijke vergoedingen. Een deel van de beleggingsportefeuille wordt namelijk actief beheerd, met als uitgangspunt dat actief beheer voor de geselecteerde beleggingscategorieën op termijn een hoger rendement oplevert.
Hier stond een gerealiseerd relatief rendement op de actieve beleggingen van 0,25%-punt ten opzichte van de benchmarks tegenover. Deze percentages zijn berekend op basis van de gemiddelde standen in 2023 en op basis van de totale portefeuille. In absolute getallen heeft het actief beheer een opbrengst opgeleverd van 427 ten opzichte van 3 aan kosten.
Op totaalniveau is het actief risico in de beleggingsportefeuille beperkt. De ex-ante tracking error bedraagt eind 2023 0,2% op jaarbasis. Een tracking error van 0,2% geeft aan dat de kans dat het rendement van de portefeuille met maximaal 0,2% afwijkt van het rendement van de benchmark ongeveer 66,7% is. Er is ongeveer 5% kans dat de portefeuille met meer dan 0,4% (twee maal de tracking error) afwijkt van de benchmark.
Om het effect van de kosten in relatie tot het totale rendement van de pensioenkring te duiden, geeft onderstaande grafiek weer welke kosten onderdeel uitmaken van het gerapporteerde rendement van de pensioenkring en welke kosten hier buiten vallen. Ter vergelijking worden hierbij de cijfers over het voorgaande boekjaar getoond.

Toelichting grafiek: | |
Netto rendement | Rendement na kosten binnen en buiten de beleggingen. |
Kosten niet in gerapporteerd rendement | Kosten die buiten de beleggingsportefeuille om betaald zijn. |
Gerapporteerd rendement | Gerapporteerd rendement van de beleggingen |
Kosten in gerapporteerd rendement | Kosten binnen de beleggingen (vermogensbeheer en transactiekosten). |
Bruto rendement | Rendement zonder het effect van kosten. |
Uitvoeringskosten en oordeel bestuur
Het bestuur van Stap vindt kostenbeheersing belangrijk. Daarom streeft het bestuur naar een acceptabel kostenniveau in verhouding tot de kwaliteit van de uitvoering en besteedt het bestuur aandacht aan de beheersing van de uitvoeringskosten voor pensioenbeheer en vermogensbeheer.
Jaarlijks wordt voor de pensioenkring een begroting opgesteld. De realisatie van de uitvoeringskosten wordt door het bestuursbureau gemonitord via de maand- en kwartaalrapportages van pensioenbeheer en vermogensbeheer. Op basis van de kwartaalrapportages en via een evaluatie van de uitbestedingsovereenkomsten wordt tevens de kwaliteit van de uitvoering gemonitord.
Het bestuur heeft de uitvoeringskosten beoordeeld en vastgesteld dat deze verklaarbaar en acceptabel zijn in het licht van de gemaakte afspraken.
2.6 Financiële positie en herstelplan (FTK)
Dekkingsgraden
In 2023 is de rentetermijnstructuur (RTS) gedaald, waardoor de technische voorzieningen (TV) van de pensioenkring zijn gestegen. De rente heeft in 2023 een negatief effect gehad op de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Een positief beleggingsrendement van 10,0% zorgde daarentegen voor een stijging van de feitelijke dekkingsgraad. Uiteindelijk is de feitelijke dekkingsgraad in 2023 gestegen van 115,0% naar 118,8%.
De beleidsdekkingsgraad is in 2023 gedaald van 119,1% naar 118,7% en is hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen van 114,8%. Daarmee is ultimo 2023 sprake van een toereikende solvabiliteit. Eind 2023 bedraagt de dekkingsgraad op basis van marktrente 122,4%. De dekkingsgraad op basis van marktrente wordt bepaald door het pensioenvermogen te delen door de TV op marktwaarde.
Dekkingsgraad- en renteniveaus | ||
---|---|---|
Cijfers in % | 2023 | 2022 |
Beleidsdekkingsgraad | 118,7% | 119,1% |
Feitelijke Dekkingsgraad | 118,8% | 115,0% |
Dekkingsgraad op basis van marktrente | 122,4% | 114,5% |
Reële dekkingsgraad | 86,6% | 89,1% |
Minimaal vereiste dekkingsgraad | 104,1% | 104,2% |
Vereiste dekkingsgraad | 114,8% | 114,8% |
Rekenrente vaststelling TV | 2,31 | 2,54 |
Herstelplan
De pensioenkring hoefde in 2023 geen herstelplan in te dienen, omdat de beleidsdekkingsgraad (119,1%) per 31 december 2022 hoger lag dan de dekkingsgraad die hoorde bij het vereist vermogen per 31 december 2022 (114,8%). Daardoor had Pensioenkring Eastman eind 2022 geen reservetekort.
De situatie is eind 2023 ongewijzigd, omdat de beleidsdekkingsgraad per 31 december 2023 (118,7%) hoger ligt dan de vereiste dekkingsgraad per 31 december 2023 (114,8%).
Minimaal vereist vermogen
Indien de beleidsdekkingsgraad gedurende vijf achtereenvolgende jaren (6 peilmomenten) lager is dan het vermogen dat hoort bij het minimaal vereist vermogen, dienen de pensioenaanspraken en –rechten te worden gekort. Dit betreft de korting op basis van de maatregel minimaal vereist eigen vermogen (de zogenoemde MVEV-korting). Het korten is hierbij onvoorwaardelijk, maar mag worden verdeeld over (maximaal) 10 jaar.
Ultimo 2023 is de beleidsdekkingsgraad (118,7%) hoger dan de dekkingsgraad die hoort bij het minimaal vereist vermogen (104,1%). De MVEV-korting is per 31 december 2023 voor Pensioenkring Eastman daarom niet aan de orde.
Toekomst Bestendig Indexeren (TBI)
Vanuit het wettelijk kader is toekomstbestendigheid het uitgangspunt voor toeslagverlening. Dit houdt onder meer in dat het beschikbare vermogen boven een beleidsdekkingsgraad van 110,0% bepalend is om een bepaalde toeslag levenslang toe te kunnen kennen. De levenslange toeslag wordt bepaald op grond van het verwachte gemiddelde toekomstige consumentenprijsindexcijfer voor alle bestedingen (afgeleid). De grens voor Toekomst Bestendig Indexeren (TBI) is de grens waarop de pensioenkring op basis van toekomstbestendige toeslagverlening de volledige toeslag kan toekennen. Deze grens was voor Pensioenkring Eastman per 30 september 2023 gelijk aan 145,4%.
Toeslagbeleid
Het toeslagbeleid van Pensioenkring Eastman is voorwaardelijk. De toeslag op de pensioenaanspraken en -rechten van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt gebaseerd op de wijziging van het consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens(afgeleid). Dit wordt bepaald aan de hand van de wijziging van de index over de maand september voorafgaande aan de toeslagverlening en de maand september van het daaraan voorafgaande jaar. Een negatieve inflatie (deflatie) zal niet leiden tot een neerwaartse aanpassing. Het toeslagpercentage zal alsdan gesteld worden op 0. Het streven is een realistisch toeslagbeleid op basis van het consumentenprijsindexcijfer alle bestedingen (afgeleid). Het beleid is erop gericht om op de lange termijn circa 75% van de stijging van de prijsindex door middel van toeslagen te compenseren.
Per 31 december 2023 is er geen toeslag verleend (2022: 5,8%) aan de actieve deelnemers van Pensioenkring Eastman. Aan de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is eveneens geen toeslag (2022: 5,54%) verleend. De gemiste toeslag per 31 december 2023 bedraagt voor de actieve deelnemers 10,77%. Voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden bedraagt de gemiste toeslag 15,35%.
Richtlijnen voor toeslagen
Voor het toeslagbeleid van Pensioenkring Eastman worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- Het toeslagbeleid is voorwaardelijk en is afhankelijk van het behaalde beleggingsrendement op lange termijn. Dit komt tot uitdrukking in de hoogte van de beleidsdekkingsgraad van de pensioenkring. Met behaald beleggingsrendement wordt bedoeld het beleggingsrendement dat resteert na de toevoeging aan de technische voorzieningen van het benodigde rendement en de wijziging van de rentetermijnstructuur. Dit rendement wordt jaarlijks verwerkt via het eigen vermogen van de pensioenkring. De te verlenen toeslag is daarmee in feite afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad (BDG) op enig moment.
- Toeslagen worden gegeven op grond van een toekomstbestendige toeslagverlening. Dit houdt in beginsel het volgende in:
- Bij een BDG die lager is dan 110% worden er geen toeslagen verleend;
- Bij een BDG boven de TBI-grens kan de volledige toeslag worden gegeven;
- Bij een BDG tussen de 110% en de TBI-grens kan een toeslag worden gegeven die naar verwachting in de toekomst te realiseren is (ongeveer naar rato).
- De BDG wordt bepaald door het gemiddelde van de feitelijke dekkingsgraden te nemen over de afgelopen 12 maanden. De BDG per 30 september is leidend voor de bepaling van de toeslag.
- De TBI-grens wordt jaarlijks bepaald door het vermogen vast te stellen wat nodig is boven een BDG van 110% om een levenslange samengestelde toeslag conform het ambitieniveau te geven.
- Inhaaltoeslagen kunnen gegeven worden indien de BDG hoger is dan de TBI-grens en het vereist vermogen.
- Het bestuur heeft de discretionaire bevoegdheid om binnen de wettelijke grenzen van de berekende toeslag af te wijken.
Inhaaltoeslag
De verjaringstermijn van niet verleende toeslagen is vijf jaar. Hierbij wordt de periode voor toetreding tot Stap meegenomen. Wanneer de BDG boven de TBI-grens uitkomt, mag 20% van het vermogen boven deze grens gebruikt worden voor het ongedaan maken van kortingen en of het inhalen van gemiste toeslagen. Het inhalen van een eventuele indexatieachterstand over de direct voorafgaande periode van vijf jaar en herstel van kortingen zal als volgt worden toegepast:
- volledige toeslagverlening;
- herstel van kortingen;
- inhaal van indexatieachterstand.
Indexatiedepot
Indien in enig jaar nog middelen resteren in het indexatiedepot en de verleende toeslag lager is dan de maatstaf, kan het bestuur besluiten uit die middelen een extra toeslag te verlenen aan actieve deelnemers, zodanig dat de verleende toeslag niet hoger is dan de maatstaf. Het bedrag dat onttrokken wordt aan de bestemmingsreserve wordt ‘dekkingsgraad neutraal’ vastgesteld op basis van de actieve deelnemers per 31 december van dat jaar.
Vanuit het indexatiedepot is per 31 december 2023 geen aanvullende toeslag verleend (2022: 0,26%).
2.7 Actuariële paragraaf
Het verloop van de technische voorzieningen werd voor een groot deel bepaald door de bewegingen van marktrentes, beleggingsrendementen en de verleende toeslagen.
In onderstaande tabel staat een analyse van het actuariële resultaat. Hierbij worden de actuariële uitgangspunten van de pensioenkring vergeleken met de werkelijke actuariële ontwikkelingen over het verslagjaar. De bedragen wijken af van de bedragen in de jaarrekening, die boekhoudkundig zijn bepaald.
(bedragen x € 1.000) | ||
---|---|---|
Categorie resultaat | 2023 | 2022 |
Resultaat op beleggingen | 11.217 | -66.630 |
Resultaat op wijziging RTS | -4.648 | 65.195 |
Resultaat op premie | 607 | -1.072 |
Resultaat op waardeoverdrachten | -23 | 47 |
Resultaat op kosten | 0 | 18 |
Resultaat op uitkeringen | -6 | -6 |
Resultaat op kanssystemen | -211 | 497 |
Resultaat op toeslagverlening | 0 | -10.386 |
Resultaat op overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen | 254 | -1.516 |
Resultaat op andere oorzaken | -116 | -317 |
Totaal saldo van baten en lasten | 7.074 | -14.170 |
Toelichting actuarieel resultaat
In 2023 zijn de volgende belangrijke effecten in het actuarieel resultaat te onderscheiden. Genoemde bedragen zijn vermeld in € 1.000, tenzij anders is aangegeven.
Beleggingen
Onder beleggingsrendementen worden verstaan:
- alle directe en indirecte beleggingsopbrengsten inclusief kosten van het vermogensbeheer;
- de benodigde intresttoevoeging aan de technische voorzieningen. Deze wordt vastgesteld aan de hand van de eerstejaars ‘spot rate’ uit de door DNB gepubliceerde RTS per jaar aan de start van de analyseperiode.
Het resultaat op beleggingen in het boekjaar bedraagt 11.217. Voor een gedetailleerde onderbouwing van dit resultaat is uitgebreid ingegaan in het hoofdstuk ‘Vermogensbeheer’. Het resultaat op de beleggingen draagt in 2023 positief bij aan de dekkingsgraad.
Wijziging rentetermijnstructuur (RTS)
De RTS ultimo 2023 ligt gemiddeld genomen onder de RTS ultimo 2022. Wanneer beide curves worden uitgedrukt in één gemiddeld rentepercentage is de rente in 2023 met circa 0,23%-punt gedaald. Dit heeft geleid tot een toename van de technische voorzieningen en dus tot een negatief resultaat. Het resultaat hiervan bedraagt -5.195.
Daarnaast heeft DNB in 2022 aangegeven dat de nieuwe UFR-methode per 1 januari 2023 wordt ingevoerd. Hiervan is het resultaat 547. Het totale resultaat van de wijziging van de rente bedraagt -4.648.
Premie
In 2023 is de opbouw van pensioenverplichtingen gefinancierd op basis van een doorsneepremie van 17,1% van de totale pensioengevende salarissen. Deze premie ligt boven het niveau van de kostendekkende premie (zie ook “Kostendekkende premie“). Het resultaat op premie bedraagt 607.
Kanssystemen
Aan het vaststellen van de technische voorzieningen liggen kanssystemen ten grondslag. De belangrijkste zijn sterfte en arbeidsongeschiktheid. Het resultaat op kanssystemen bedraagt 106.
Kostendekkende premie
De kostendekkende premie bestaat uit een actuarieel benodigde premie voor de pensioenopbouw, de risicodekkingen voor overlijden en arbeidsongeschiktheid en de opslag voor uitvoeringskosten.
In de volgende tabel is een overzicht met de premies opgenomen. De kostendekkende premie is berekend op basis van de rentetermijnstructuur. De gedempte premie is gebaseerd op de rendementscurve die is vastgesteld met het verwacht rendement op basis van het strategisch beleggingsbeleid en daarna gecorrigeerd is voor inflatie. Deze curve geldt voor de periode 1 januari 2020 tot 1 januari 2025. De solvabiliteitsopslag is gelijk aan het vereist vermogen gebaseerd op het strategische beleggingsbeleid. Als peildatum voor het vereist vermogen geldt het jaareinde van het jaar voorafgaand aan het gerapporteerde verslagjaar.
Premie voor risico pensioenkring | ||||
---|---|---|---|---|
(bedragen x € 1.000) | Premie RTS |
Premie gedempt |
Premie feitelijk |
|
Actuarieel benodigde premie voor inkoop onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling |
regulier | 1.721 | 1.296 | 2.242 |
risicopremie overlijden |
161 | 161 | 161 | |
Opslag voor toekomstige uitvoeringskosten | 50 | 38 | 75 | |
De risicopremie voor WIA-excedent en premievrijstelling bij invaliditeit | 360 | 360 | 360 | |
Solvabiliteitsopslag | 255 | 192 | 332 | |
Actuarieel benodigde premie voor inkoop voorwaardelijke onderdelen van de regeling |
0 | 985 | 0 | |
Toetswaarde premie | 2.547 | 3.032 | 3.170 | |
Overige premie | ||||
Directe uitvoeringskosten | 301 | 301 | 301 | |
Totaal | 2.848 | 3.333 | 3.471 |
De pensioenkring voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte premie.
Vereist vermogen
Het vereist vermogen is gebaseerd op het strategisch beleggingsbeleid en is vastgesteld op 114,8%. Indien het vereist vermogen bepaald zou zijn op basis van de actuele portefeuille is deze ook 114,8%.
2.8 Risicoparagraaf
Bij het bepalen van het beleid en het nemen van belangrijke besluiten maakt het bestuur een afweging tussen risico, rendement en beheersing van de risico’s. Daarbij heeft het bestuur bovendien grenzen (risicobereidheid) gedefinieerd aan de omvang van de risico’s. Het beleid is vastgelegd in de ABTN van de pensioenkring. In 2023 zijn geen wijzigingen aangebracht in de risicobereidheid van de pensioenkring.
Integraal risicomanagement
In het hoofdstuk integraal risicomanagement van Stap is de beschrijving van het integraal risicomanagement op instellingsniveau opgenomen. Deze beschrijving is van toepassing op alle pensioenkringen.
Doelstellingen en risicobereidheid
Op het niveau van de pensioenkringen zijn specifieke doelstellingen voor de pensioenkringen bepaald. Hierbij is een verdeling gemaakt naar financiële en niet-financiële doelstellingen. Om deze doelstellingen te behalen is per pensioenkring de risicobereidheid bepaald. In onderstaande tabel wordt de risicobereidheid voor de doelstellingen op het niveau van de pensioenkring weergegeven. Voor de risicobereidheid bij de doelstellingen op het niveau van Stap wordt verwezen naar het hoofdstuk integraal risicomanagement.
Doelstelling niveau pensioenkring | Risicobereidheid Pensioenkring Eastman |
---|---|
Financiële doelstellingen | |
Verantwoorde pensioenopbouw binnen de pensioenkring. | De minimale premiedekkingsgraad van Pensioenkring Eastman voldoet aan de afspraken die zijn gemaakt met de sociale partners (opdrachtaanvaarding). |
Behoud nominale aanspraken binnen de pensioenkring. | Risicobereidheid korte termijn: De risicobereidheid op korte termijn wordt uitgedrukt in termen van het vereist eigen vermogen (VEV). Deze is gelijk aan 14% met een bandbreedte tussen 10% en 18%. Het VEV wordt hierbij berekend op de door DNB voorgeschreven methode. |
Streven naar waardevast houden van pensioenrechten. Specifiek voor Pensioenkring Eastman is dit vertaald naar: een voorwaardelijke toeslagambitie van 75% van de maatstaf. De maatstaf wordt vastgesteld als de procentuele jaarstijging van het consumentenprijsindexcijfer (CPI) alle huishoudens (afgeleid) per 30 september. |
Risicobereidheid korte termijn: Risicobereidheid op korte termijn wordt uitgedrukt in termen van VEV. Deze is gelijk aan 14% met een bandbreedte tussen 10% en 18%. Het VEV wordt hierbij berekend op de door DNB voorgeschreven methode. Risicobereidheid lange termijn: Passend binnen de gestelde grenzen uit de aanvangshaalbaarheidstoets. Gebaseerd op de voorgeschreven uitgangspunten en parameters van de haalbaarheidstoets (hierna: “HBT”) is een drietal beleidskaders geformuleerd: • Vanuit de financiële positie waarbij aan het VEV wordt voldaan, is de ondergrens op fondsniveau van het verwacht pensioenresultaat (mediaan) uit de HBT gelijk aan 90%; • Vanuit de actuele financiële positie is de ondergrens op fondsniveau van het verwacht pensioenresultaat (mediaan) uit de HBT gelijk aan 91%; • Vanuit de actuele financiële positie is de afwijking van het pensioenresultaat in het slechtweerscenario (5e percentiel) ten opzichte van he verwacht pensioenresultaat (mediaan) maximaal 29%. |
Doelstelling niveau pensioenkring | Risicobereidheid Pensioenkring Eastman |
---|---|
Niet-financiële doelstellingen | |
Adequate communicatie. Specifiek voor Pensioenkring Eastman is dit vertaald naar: 1. Een proactieve en inzichtelijke deelnemerscommunicatie zodat deelnemers bewust zijn van hun pensioeninkomen en in staat zijn naar eigen inzicht keuzes te maken over hun pensioen. 2. Kennis en inzicht verschaffen aan de werkgever voor een passende arbeidsvoorwaarde pensioen. |
De risicobereidheid is risicoavers. Uitgangspunt is dat alle deelnemers en werkgever juist, volledig en tijdig geïnformeerd worden. |
Financieel crisisplan
Voor de pensioenkring is een financieel crisisplan opgesteld. In dit financieel crisisplan zijn maatregelen beschreven die het bestuur kan inzetten wanneer op korte termijn de financiële positie van de pensioenkring zich bevindt op of snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstellingen van de pensioenkring in gevaar komt. Het financieel crisisplan vormt hiermee een handleiding voor het bestuur voor de wijze waarop het zal handelen. Het financieel crisisplan is onderdeel van de ABTN en wordt jaarlijks getoetst en waar nodig aangepast aan de actualiteit.
Risico-inschatting en -beheersing
Zoals in het hoofdstuk integraal risicomanagement is benoemd identificeert en beoordeelt het bestuur van Stap de risico's van Stap en de pensioenkringen op een gestructureerde wijze met een RSA. De geïdentificeerde risico's worden door het bestuur kwalitatief beoordeeld voor de kans dat deze risico’s zich manifesteren, alsmede voor de impact die deze risico’s hebben op het behalen van de doelstellingen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar het bruto risico, het netto risico en de risico reactie. Zo wordt er inzicht verkregen in de risico's die Stap loopt, welke beheersmaatregelen zijn genomen en de effectiviteit daarvan, evenals in de beheersmaatregelen die nog genomen moeten worden of gewenst zijn.
Voor boekjaar 2024 is de RSA eind 2024 uitgevoerd op het niveau van Stap en op het niveau van de pensioenkringen. De RSA betreft alle risico´s die Stap onderscheidt. Daaronder zijn de Systematische Integriteitrisicoanalyse (SIRA) en het risico self assessment voor ICT (RSA ICT) als bijzondere aandachtsgebieden begrepen.
Risico's met mogelijke impact op financiële positie pensioenkring
Elke pensioenkring heeft te maken met financiële risico’s om haar doelstellingen behalen. Het bestuur is van mening dat door het inzetten van effectieve beheersmaatregelen de impact op een ongunstige gebeurtenis wordt verkleind. Hieronder wordt voor de belangrijkste financiële risico’s toegelicht wat de impact van deze mogelijk ongunstige gebeurtenissen is op de financiële positie van de pensioenkring.
Solvabiliteitsrisico
Het belangrijkste risico van de pensioenkring is het solvabiliteitsrisico. Dit is het risico dat de pensioenkring op lange termijn de pensioenverplichtingen niet kan nakomen. Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient de pensioenkring over voldoende buffers in het vermogen te beschikken. De vereiste buffers voor het vereist eigen vermogen worden vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets. Ook wordt door middel van een ALM-studie inzicht verkregen in de toekomstige ontwikkeling van de solvabiliteit. In een ALM-studie wordt namelijk het premiebeleid, het toeslagbeleid en het beleggingsbeleid integraal getoetst.
Matching/Renterisico
De pensioenkring loopt renterisico over de verplichtingen, omdat de verplichtingen in waarde veranderen door mutaties in de marktrente. De waarde van de pensioenverplichtingen is gelijk aan de hoeveelheid geld die nu gereserveerd zou moeten worden om bij de gegeven rente precies te kunnen voldoen aan alle toekomstige uitkeringen. Hoe lager de rente, hoe minder het geld naar verwachting zal groeien en hoe meer geld er nu gereserveerd moet worden om de uitkering in de toekomst te kunnen verrichten. Omdat de uitkeringen zo ver in de toekomst liggen, heeft de rente een zeer grote invloed op de waarde van de pensioenverplichtingen. Om het renterisico af te dekken maakt de pensioenkring gebruik van vastrentende waarden en renteswaps. Wanneer de rente daalt, zullen de verplichtingen toenemen, maar daar staat een waardestijging van de afdekkingsportefeuille tegenover. Hiermee wordt het renterisico dat de pensioenkring loopt (deels) afgedekt.
Pensioenkring Eastman dekt strategisch 77,5% van het renterisico van de nominale verplichtingen af. Rondom de strategische mate van afdekking van het renterisico wordt een bandbreedte van 3%-punt boven en onder dit gewicht gehanteerd. Binnen deze marges kan de mate van afdekking van het renterisico vrij bewegen zonder aanvullende maatregelen te nemen. Wanneer de mate van afdekking van het renterisico zich buiten deze marges bevindt vindt bijsturing plaats.
Naast het risico dat het algehele renteniveau daalt, bestaat ook het risico dat de beleggingen de waarde mutatie van de verplichtingen niet kunnen opvangen vanwege rentemutaties die per looptijd verschillend zijn (curverisico). Rentes met korte looptijden (0 tot 5 jaar) kunnen namelijk anders bewegen dan rentes met langere looptijden (bijvoorbeeld 30 jaar). Om dit risico te beheersen maakt de pensioenkring gebruik van bandbreedtes per looptijdbucket. Per looptijdbucket wordt gemonitord of de afdekking van het renterisico zich binnen de vooraf gestelde bandbreedtes bevindt. Wanneer de gestelde bandbreedte wordt overschreden vindt bijsturing plaats.
De volgende figuur toont de gerealiseerde afdekking van het renterisico ten opzichte van de strategische afdekking van het renterisico en de ex-ante mate van afdekking van het renterisico, zoals op de laatste dag van de voorgaande maand is vastgesteld. Zichtbaar is dat gedurende 2023 zowel de benchmark voor de afdekking van het renterisico als de werkelijke afdekking van het renterisico zich dicht bij strategische mate van afdekking van het renterisico bevonden. Indien de benchmark voor de afdekking van het renterisico zich buiten de bandbreedte bevindt, worden transacties uitgevoerd om de afdekking van het renterisico bij te sturen naar de strategische mate van de afdekking van het renterisico.

Toelichting grafiek:
- De blauwe balken tonen de ex-ante mate van afdekking van het renterisico (benchmark afdekking) zoals op maandeinde van de voorgaande maand is vastgesteld. In feite is dit de verwachte afdekking van het renterisico gedurende de daarop volgende maand. De benchmark afdekking van het renterisico wordt bepaald aan de hand van de actuele rentegevoeligheid van renteswaps en beleggingen die een onderdeel zijn van de matching portefeuille en de actuele rentegevoeligheid van de verplichtingen. Deze waarde is weergegeven in de horizontale as.
- De rode horizontale strepen tonen de strategisch gewenste mate van afdekking van het renterisico. De strategische mate van afdekking van het renterisico is afhankelijk van de huidige rentestand. Periodiek wordt gemonitord of de benchmark afdekking van het renterisico zich binnen de bandbreedtes rondom de strategische mate van afdekking van het renterisico bevindt.
- De gele balken tonen de waardeontwikkeling van de vastrentende waarden en renteswaps als gevolg van de rentemutatie (exclusief het spreadrendement).
- De afdekking van het renterisico wordt maandelijks berekend door de rentegevoeligheid van de beleggingen te delen door de rentegevoeligheid van de verplichtingen.
Gedurende 2023 is de strategische renterisico-afdekking onveranderd 77,5% gebleven.
Marktrisico
Marktrisico is het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële instrumenten. Voor de pensioenkring heeft dit risico betrekking op de zakelijke waarden. Het risico voor de vastrentende waarden valt onder het krediet- en renterisico. De zakelijke waarden bestaan uit aandelenbeleggingen. Bij aandelenbeleggingen vinden de beleggingen wereldwijd plaats. Door de spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt en dat is daarmee één van de belangrijkste mitigerende beheersmaatregelen.
Daarnaast is de periodieke ALM-studie een belangrijke beheersmaatregel om vast te stellen of gekozen portefeuille met allocatie naar zakelijke waarden voldoet aan de gewenste afweging van risico versus rendement.
Rente | -1,5% | -1,0% | -0,5% | 0,0% | 0,5% | 1,0% | 1,5% |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aandelen | |||||||
20% | 111,8 | 116,4 | 121,0 | 125,6 | 130,4 | 135,1 | 140,0 |
10% | 109,3 | 113,6 | 117,9 | 122,2 | 126,6 | 131,0 | 135,5 |
0% | 106,8 | 110,8 | 114,8 | 118,8 | 122,8 | 126,9 | 131,0 |
-10% | 104,3 | 108,0 | 111,7 | 115,4 | 119,1 | 122,8 | 126,5 |
-20% | 101,8 | 105,2 | 108,6 | 112,0 | 115,3 | 118,7 | 122,0 |
Scenario’s dekkingsgraad voor markt- en renterisico per eind 2023
De volgende tabel geeft de gevoeligheid van de dekkingsgraad (op basis van de rentetermijnstructuur inclusief UFR) weer voor het rente- en aandelenrisico waarbij beide risico’s zich gecombineerd voordoen. De actuele portefeuille geldt als uitgangspunt. Dat wil zeggen dat de actuele mate van afdekking van het renterisico wordt gehanteerd. Er wordt verondersteld dat beide risico’s zich manifesteren als een instantane schok, dus als een schok ineens zonder tussenstappen. De afdekking van het renterisico blijft dan ook in de gehele schok hetzelfde en wordt dus niet gedurende de schok aangepast conform de rentestaffel. Verder wordt verondersteld dat de andere beleggingen onveranderd blijven. De aandelenkoersen variëren hierbij tussen de -20% en +20%. De rente varieert tussen -1,5% en +1,5% ten opzichte van het renteniveau op het einde van de maand.
Gedurende 2023 hebben zich de volgende gebeurtenissen voor dit risico voorgedaan:
- Naast het renterisico vormde het risico van zakelijke waarden in 2023 het grootste risico voor de pensioenkring. Een schok (volgens de in de standaardtoets van DNB gedefinieerde negatieve gebeurtenis), die zich met een kans van 2,5% geïsoleerd kan voordoen, leidt tot een significant effect op de dekkingsgraad op basis van de UFR. Van de geïsoleerde schokken vormt het zakelijke waarden risico het grootste risico voor de dekkingsgraad.
- De centrale banken verhoogden in 2023 de rente om de inflatie omlaag te brengen. Ondanks het verkrappende beleid van de centrale banken hebben de categorieën binnen de zakelijke waarden goed gepresteerd, onder andere als gevolg van beter dan verwachte macro-economische omstandigheden en ontwikkelingen op het vlak van AI. Afgelopen jaar eindigden de aandelenmarkten in de plus. De rente liet een stijgende trend zien tot oktober 2023, waarna de rente weer begon te dalen.
Valutarisico - geen overlay
De verplichtingen van de pensioenkring luiden in euro’s. Binnen de beleggingsportefeuille wordt wereldwijd belegd. Hierdoor ontstaat valutarisico. Valutarisico is het risico dat de beleggingsportefeuille in waarde daalt als gevolg van het zwakker worden van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Afhankelijk van de beleggingscategorie is de valuta van notering niet per definitie een goede indicatie voor het daadwerkelijke valutarisico. Voor obligaties geldt normaliter dat de valuta van notering een goede indicatie is van het daadwerkelijke valutarisico omdat de te verwachten kasstromen vaststaan in de valuta van notering. Dit pleit voor het afdekken van vreemde valuta voor obligaties.
Binnen obligaties opkomende markten mag maximaal voor 20% in lokale valuta worden belegd. Beleggingen in lokale valuta worden voor de afdekking van het valutarisico beschouwd als USD beleggingen en worden dan ook conform het beleid voor de USD voor 100% afgedekt. Aandelen zijn aan meerdere directe en indirecte valutarisico’s onderhevig en de valuta van notering is steeds meer slechts een rapportagevaluta. Dit geldt vooral voor multinationals. Het internationale karakter van ondernemingsactiviteiten pleit voor het slechts deels afdekken van het valutarisico van aandelen. Daarom wordt binnen de categorie aandelen de exposure naar USD, GBP en JPY voor 50% afgedekt.
De pensioenkring dekt valutarisico af door voor een deel te beleggen in beleggingsfondsen waarin het valutarisico wordt afgedekt. Op dit moment wordt geen gebruik gemaakt van een overlay. De pensioenkring dekt het valutarisico binnen aandelen af via een combinatie van beleggingen in zowel afgedekte als niet-afgedekte beleggingsfondsen binnen aandelen ontwikkelde markten. De pensioenkring streeft een afdekking van 50% na, waarbij de strategische bandbreedtes rondom deze subcategorieën ervoor zorgen dat de afdekking zich tussen 40%-60% begeeft. Voor de overige categorieën wordt belegd in fondsoplossingen waarbij in principe het gehele valutarisico wordt afgedekt.
Het afdekken van valutarisico brengt verschillende kosten met zich mee. Deze zijn grofweg in vier categorieën onder te verdelen:
- Het renteverschil tussen de twee valuta. Indien de risicovrije rente in vreemde valuta hoger is, worden de kosten voor het afdekken ook hoger;
- Een cross currency basisspread, die het gevolg is van liquiditeit en vraag/aanbod;
- Transactiekosten voor het afsluiten/tegensluiten van de benodigde derivaten;
- Operationele kosten voor het mogelijk maken en beheer van valutarisico-afdekking.
Een belangrijke kostencomponent in de afdekking van het valutarisico is het renteverschil tussen de rente in het land van de betreffende valuta en de rente in de Eurozone. Hoe groter dit verschil, hoe groter de kosten. Omdat de theorie die stelt dat de wisselkoers dit renteverschil goed zal maken in praktijk niet volledig opgaat, kan dit renteverschil als een verwachte kostenpost of opbrengst bestempeld worden.
Kredietrisico
Kredietrisico is het risico dat tegenpartijen van de pensioenkring hun verplichtingen niet of niet volledig nakomen. De pensioenkring loopt tegenpartijrisico op de tegenpartijen voor derivaten en heeft het tegenpartijrisico voor derivaten deels gemitigeerd door gebruik te maken van central clearing en uitwisselen van onderpand.
Daarnaast loopt de pensioenkring kredietrisico op de beleggingen in vastrentende waarden. Door te beleggen in breed gespreide portefeuilles wordt het specifieke risico van individuele debiteuren beheerst. De risico’s van deze categorieën voor de balans van de pensioenkring zijn meegewogen in de ALM-studie. Ter compensatie van de exposure naar kredietrisico wordt naar verwachting een risicopremie verdiend.
Liquiditeitsrisico open pensioenkring
Pensioenkringen kennen drie bronnen van liquiditeitsbehoefte: pensioenuitkeringen, onderpand voor derivaten en efficiënt portefeuillebeheer. Het primaire belang is om aan de financiële verplichtingen (pensioenuitkeringen en onderpand derivaten) te voldoen. De pensioenkring is een open pensioenkring met premie-inkomsten. Dit betekent dat de uitkeringen vanuit de premie-inkomsten en aanvullend vanuit de kasstromen van de vastrentende waarden en het belegd vermogen gefinancierd dienen te worden.
De beleggingsportefeuille van de pensioenkring is voor het grootste deel belegd in liquide beleggingscategorieën, die snel verkocht kunnen worden. Daarnaast worden kasbuffers aangehouden voor de uitvoering van operationele activiteiten en het beheer van onderpand uit hoofde van het gebruik van derivaten. Eén keer per jaar, in het kader van de beleggingsplancyclus, wordt voor de pensioenkring een liquiditeitstoets uitgevoerd. Binnen de liquiditeitstoets wordt gekeken in hoeverre de portefeuille past binnen de grenzen van het liquiditeitsbudget.
Verzekeringstechnisch risico
Het verzekeringstechnisch risico heeft betrekking op alle verzekeringstechnische grondslagen die voor de pensioenkring een risico vormen. Het belangrijkste verzekeringstechnisch risico voor de pensioenkring is het langlevenrisico. Dit betreft het risico dat deelnemers langer leven dan verondersteld bij de vaststelling van de technische voorzieningen. Bij de vaststelling van het verzekeringstechnisch risico als onderdeel van het vereist eigen vermogen wordt voor het sterfterisico onderscheid gemaakt tussen procesrisico, trendsterfteonzekerheid en negatieve stochastische afwijkingen.
ESG-risico
ESG-risico’s zijn risico’s die verband houden met milieu, sociale verhoudingen en ondernemingsbestuur. De risico’s vloeien voort uit de invloed die de activiteiten van een onderneming hebben op de omgeving (bijvoorbeeld land, water, lucht en ecosystemen), de maatschappij en de manier waarop ondernemingen beheerd zijn. Materialisatie van deze risico’s kan, naast reputatie schade, materiële invloed hebben op de waarde van een onderneming.
De mate waarin de pensioenkring is blootgesteld aan de ESG-risico’s en de beheersing daarvan is afhankelijk van de samenstelling van de beleggingsportefeuille. In beginsel wordt een combinatie van meerdere instrumenten ingezet om deze risico’s te beperken, dan wel te mitigeren: stemmen, screening en dialoog, uitsluitingen en ESG-integratie. Het MVB-beleid van Stap bevat richtlijnen met betrekking tot ESG-risicobeheersing op portefeuilleniveau. Daarnaast is MVB een vast onderdeel van de investment cases, die gehanteerd worden voor het vaststellen van het strategisch beleid per beleggingscategorie.
Toelichting niet-financiële risico's
De niet financiële risico’s zijn voor Stap op instellingsniveau uitgewerkt in het hoofdstuk integraal risicomanagement. Op het niveau van de pensioenkringen zijn de volgende belangrijkste niet-financiële risico´s onderkend.
Omgevingsrisico
De pensioenkringen van Stap zijn, net als de hele pensioensector, onderhevig aan diverse ontwikkelingen, zoals de rente- en inflatieontwikkelingen, de volatiliteit op de financiële markten, de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel, de overgang naar een CO₂ neutrale samenleving en overige nieuwe (Europese) wet- en regelgeving. Als omgevingsrisico is dan ook het risico van het niet tijdig of adequaat inspelen op van buiten Stap komende veranderingen op het gebied van reputatie en ondernemingsklimaat geïdentificeerd.
Met de oprichting en inrichting van Stap is reeds beoogd in te spelen op (toekomstige) ontwikkelingen in de pensioensector. Door het, in afstemming met de strategische partners, voortdurend monitoren van de ontwikkelingen in de pensioensector en financiële markten en het hierop inspelen in de uitvoering van het beleid, acht Stap het netto risico voldoende beheerst. Het bestuur zorgt daarbij voor een adequate en tijdige communicatie naar de deelnemers, belanghebbendenorganen en andere stakeholders van Stap.
Uitbestedingsrisico
Onder het uitbestedingsrisico voor de pensioenkringen verstaat Stap het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden of door derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt geschaad.
Voor de beheersing van het uitbestedingsrisico heeft Stap onder andere de volgende beheersmaatregelen getroffen:
- Stap beschikt over marktconforme uitbestedingsovereenkomsten met al haar uitbestedingspartners, die voldoen aan de wettelijke regels op het gebied van uitbesteding.
- De afspraken omtrent de uitbestede werkzaamheden en informatieverschaffing zijn contractueel vastgelegd in een Service Level Agreement met bijbehorende kritische performance-indicatoren.
- Stap ontvangt en beoordeelt periodieke rapportages van haar strategische uitbestedingspartners (maand-, kwartaal-, SLA- en risicorapportages), die in de bestuursadviescommissies en bestuursvergaderingen worden besproken.
- Stap vormt een oordeel over de kwaliteit van de interne beheersing bij de uitbestedingspartijen en over de maatregelen die de uitbestedingspartijen nemen om de kwaliteit te verbeteren op basis van extern gecertificeerde ISAE 3402-type II-verklaringen en aanvullende assurance verklaringen.
- Stap voert periodiek strategisch overleg met de uitbestedingspartners en monitort, mede met het oog op de transitie naar de Wet toekomst pensioenen, het verandermanagement van de uitbestedingspartners. Specifiek voor de implementatie van de Wet toekomst pensioenen ontvangt Stap van TKP per kwartaal zowel een voortgangsrapportage als een risicorapportage.
IT-risico
De beschikbaarheid en beveiliging van IT-systemen wordt onderkend als een belangrijk risico. Door het niet beschikbaar zijn van (belangrijke) IT-systemen en/of de IT-omgeving bestaat het risico van operationele verstoringen. Daarnaast bestaat het risico bij niet adequate IT-beveiliging, dat informatie toegankelijk wordt voor niet geautoriseerde gebruikers en/of dat niet geautoriseerde gebruikers het functioneren van de IT-systemen verstoren of veranderen. Dit risico beperkt zich niet tot de IT-omgeving van Stap, maar omvat tevens de IT-omgeving van de uitbestedingspartners. De genoemde IT-risico’s kunnen daarom van invloed zijn op de dienstverlening aan de deelnemers.
Voor de beheersing van het IT-risico heeft Stap onder andere de volgende beheersmaatregelen getroffen:
- Het ICT-beleid, het Informatiebeveiligingsbeleid en het privacy beleid van Stap worden periodiek geëvalueerd en geactualiseerd en er worden maatregelen getroffen ter beheersing van het risico. Het ICT-beleid en het informatiebeveiligingsbeleid zijn gerelateerd aan het Uitbestedingsbeleid en hierin zijn adviezen van de externe partij Quint verwerkt.
- Gedurende het jaar monitort Stap of de beheersing van het IT-risico bij de uitbestedingspartners overeenkomt met het beleid aan de hand van onder meer de SLA- en risicorapportages. Daarnaast rapporteren de uitbestedingspartners over de voor het IT-risico getroffen maatregelen en de interne beheersing via de ISAE 3402 type II-rapportages.
- Op basis van de ISAE 3402 type II-rapportages en aanvullende assuranceverklaringen vormt Stap zich een oordeel over de kwaliteit van de interne beheersing voor het IT-risico bij de uitbestedingspartners en over de maatregelen die de uitbestedingspartners nemen om de kwaliteit te verbeteren.
- Daarnaast wordt periodiek een RSA ICT uitgevoerd. Daarbij wordt onder andere gebruikgemaakt van het COBIT-raamwerk van de uitbestedingspartners. Belangrijke aandachtsgebieden zijn onder meer cyberrisico’s en datakwaliteit.
- Zowel TKP als Aegon Asset Management hebben in 2023 gerapporteerd dat zij (blijvend) voldoen aan de DNB good practice op het gebied van informatiebeveiliging.
Stap onderkent het toenemende risico op cyberaanvallen gezien de hoge mate van digitalisering van de bedrijfsvoering en de afhankelijkheid hiervan. De analyse van de verhoogde gevoeligheid voor cybercrime maakt deel uit van de RSA ICT en de SIRA. Om dit risico te mitigeren, heeft Stap het ICT- en informatiebeveiligings-beleid geïmplementeerd en maatregelen getroffen. Zo laat de uitvoeringsorganisatie periodiek penetratietesten uitvoeren en worden (mogelijke) beveiligingsproblemen direct opgevolgd. Zowel bij de uitbestedingspartners als bij Stap hebben in 2023 geen incidenten, gerichte aanvallen (zoals DDoS) of andere verstoringen van de dienstverlening plaatsgevonden. Alle maatregelen in het kader van informatiebeveiliging zijn in werking en worden continu gemonitord. En met het oog op de thuiswerksituatie zijn er extra activiteiten op het gebied van bewustzijn uitgevoerd om medewerkers blijvend alert te houden.
In het kader van het nieuwe pensioenstelsel onderkent Stap het risico dat de IT-systemen hiervoor tijdig aangepast dienen te worden. TKP informeert Stap periodiek over de voortgang van de wijzigingen die doorgevoerd moeten worden in de (administratieve) systemen als gevolg van de Wet toekomst pensioenen en de herijking van haar veranderportfolio. Stap heeft binnen de governance nadrukkelijk aandacht voor het TKP programma Wet toekomst pensioenen.
Juridisch risico
Stap opereert als financiële instelling in een omgeving die de sterk gereguleerd is en de komende jaren flink verandert. De pensioensector heeft te maken met aangepaste wetgeving, zoals de Wet toekomst pensioenen. Daarnaast is sprake van toenemende vereisten op het gebied van maatschappelijk verantwoord beleggen. Tevens heeft de Europese Commissie (EC) regelgeving ingevoerd om de digitale weerbaarheid te vergroten en is begin 2024 een voorlopig akkoord bereikt over een pakket wetgevingsvoorstellen om de financieel-economische criminaliteit effectiever tegen te gaan.
Voor het vergroten van de digitale weerbaarheid van de sector heeft de Europese Commissie (EC) begin 2023 een verordening ingevoerd: de digital operational resilience act (DORA). DORA stelt eisen aan financiële organisaties ten aanzien van IT-risicomanagement, IT-incidenten, het periodiek testen van de digitale weerbaarheid en de beheersing van risico’s bij uitbesteding aan (kritieke) derden. Daarbij wordt rekening gehouden met de grootte, het risicoprofiel en het systeembelang van de individuele organisaties. DORA wordt met ingang van 17 januari 2025 van kracht.
Ook werkt de EC aan een nieuw kader voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Het doel hiervan is een gelijker speelveld te creëren tussen EU-jurisdicties voor het toezicht, gericht op het voorkomen van financieel-economische criminaliteit. Om te zorgen dat dit kader beter werkt, wil de EU een specifieke antiwitwasautoriteit oprichten. Ondertussen zet Nederland in op meer mogelijkheden voor instellingen om onderling informatie uit te wisselen. Kennisdeling vergroot het zicht op financieel-economische criminaliteit.
Bovenstaande ontwikkelingen leiden tot een verhoogd risico dat Stap niet voldoet aan wet- en regelgeving. Ter beheersing van dit juridisch risico maakt Stap gebruik van de binnen het bestuur, het bestuursbureau en bij de uitbestedingspartners aanwezige (juridische) kennis en kunde en bereidt Stap zich samen met de uitbestedingspartners op voor op de gewijzigde wetgeving. Daarnaast heeft Stap een externe Compliance Officer aangesteld en wordt waar nodig juridische expertise ingehuurd.
Ontwikkelingen in 2024
Wijziging opnameleeftijd pensioenregeling
Met ingang van 1 januari 2024 is voor werknemers de opnameleeftijd in de pensioenregeling gewijzigd in 18 jaar. Tot nu toe was de opnameleeftijd 21 jaar. Deze wijziging komt voort uit de Wet toekomst pensioenen. Voor jongeren betekent dit dat ze langer pensioen op kunnen bouwen.
Voorbereiding transitie Wet toekomst pensioenen
Stap is in overleg met sociale partners en het belanghebbendenorgaan van de pensioenkring de voorbereidingen gestart voor de mogelijke overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. Dit houdt in dat Stap de sociale partners ondersteunt bij de totstandkoming van het transitieplan opdat dit uiterlijk op 1 januari 2025 vastgesteld kan worden. Bij overgang naar het nieuwe pensioenstelsel is de beoogde transitiedatum voor de pensioenkring 1-1-2026 en wordt de transitie tot die datum verder voorbereid.
2.9 Verslag van het belanghebbendenorgaan van Pensioenkring Eastman
Belanghebbendenorgaan Pensioenkring Eastman
Het belanghebbendenorgaan van Pensioenkring Eastman is per 1 oktober 2016 ingesteld. Dat is de datum waarop Pensioenkring Eastman van start is gegaan.
Samenstelling Belanghebbendenorgaan Pensioenkring Eastman
Het belanghebbendenorgaan bestaat uit vier leden en de leden vertegenwoordigen de geledingen van de werkgever, (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. De samenstelling van het belanghebbendenorgaan is op het moment van vaststellen van het jaarverslag als volgt:
- Harold de Kruijf (voorzitter) - namens de werkgever
- Lucy van der Wolf - namens de werkgever
- Remy Franquinet – namens de pensioengerechtigden
De heer Adriaan Paré is teruggetreden als lid namens de deelnemers. In het jaar 2023 was de heer Adriaan Paré lid bij het belanghebbendenorgaan. Er is een vacature opengesteld.
Taken en bevoegdheden
De taken en bevoegdheden van het belanghebbendenorgaan worden bepaald door het wettelijke kader, de Code Pensioenfondsen, de statuten en de reglementen van Stap.
Vergaderingen van het belanghebbendenorgaan in 2023
Het belanghebbendenorgaan heeft in 2023 twee vergaderingen gehad met het bestuur. De eerste vergadering met het bestuur vond plaats in mei. Deze vergadering stond in het teken van het deel-jaarverslag 2022 met de financiële opstelling van Pensioenkring Eastman. De tweede vergadering vond plaats in november. In deze vergadering zijn onderwerpen zoals het beleggingsplan 2024, de pensioenopbouw en premie voor 2024, het pensioenreglement 2024, de toeslagverlening, het communicatiejaarplan en het jaarplan 2024 van de pensioenkring behandeld.
Het belanghebbendenorgaan heeft in 2023 zes eigen vergaderingen gehad. Bij deze vergaderingen is een delegatie van het bestuursbureau aanwezig geweest. In deze vergaderingen zijn de onderwerpen behandeld die in de vergaderingen met het bestuur op de agenda stonden. Verder zijn onder meer de volgende onderwerpen behandeld:
- Wet toekomst pensioenen
- herstelplan
- videobellen
- de haalbaarheidstoets
- communicatiecampagne najaar 2023
- beleggingsplan 2024
- de rapportages over Pensioenkring Eastman
Informatie-uitwisseling
Het belanghebbendenorgaan ontvangt informatie en rapportages over de pensioenkring van het bestuursbureau via een eigen digitale vergaderomgeving. Dit betreft onder andere maand- en kwartaalrapportages en per kwartaal een risicomanagementrapportage. Daarnaast ontvangt het belanghebbendenorgaan tenminste maandelijks een nieuwsbrief over de actualiteiten. Deze frequentie wordt verhoogd wanneer hiertoe aanleiding is. Daarnaast hebben de leden van belanghebbendenorgaan toegang tot SPO-Perform.
Stap heeft in 2023 twee themadagen voor leden van belanghebbendenorganen georganiseerd. Tijdens de themadagen zijn onderwerpen behandeld zoals het invaren en het nabestaandenpensioen in het nieuwe stelsel en was er een bewustwordingssessie voor compliance. Een aantal leden van het belanghebbendenorgaan van Pensioenkring Eastman heeft deze themadagen bijgewoond.
Verslag over 2023
Het belanghebbendenorgaan heeft in 2023 goedkeuring verleend aan:
- het beleggingsplan 2024
- het jaarplan 2024 van de Pensioenkring
- Inzet videogesprekken bij de keuzebegeleiding
Het belanghebbendenorgaan heeft in 2023 advies gegeven over:
- het deel-jaarverslag 2022 met de financiële opstelling van de pensioenkring over 2022
- het pensioenreglement 2024 van de pensioenkring
- het communicatiejaarplan 2024 van de pensioenkring
- de ABTN 2023 van de pensioenkring
In de eigen vergaderingen van het belanghebbendenorgaan zijn verder onder meer de maand- en kwartaalrapportages en de risicomanagementrapportages over de pensioenkring behandeld. Het belanghebbendenorgaan heeft in de eigen vergaderingen verdiepende vragen gesteld naar aanleiding van deze rapportages. Deze zijn door het bestuursbureau beantwoord.
Zelfevaluatie
Het belanghebbendenorgaan heeft in maart 2023 de zelfevaluatie over 2022 besproken. Met behulp van een vragenlijst is in 2023 een nieuwe zelfevaluatie uitgevoerd. Hierbij is onder meer in kaart gebracht in welke aandachtsgebieden de behoefte aan kennisverdieping ligt bij de leden en de onderlinge samenwerking en de samenwerking met het bestuur en het bestuursbureau. De zelfevaluatie over 2023 is besproken in februari 2024 en hierin zijn de acties en aandachtspunten uit de vorige evaluatie meegenomen.
Bevindingen
De bevindingen hebben betrekking op het verslagjaar 2023. Het belanghebbendenorgaan heeft de volgende bevindingen:
Financieel
Het verloop van de dekkingsgraad werd in 2023 bepaald door twee factoren. Enerzijds is de rente licht gedaald, anderzijds was het beleggingsrendement over alle beleggingscategorieën positief. Per saldo was het effect van de rente en het beleggingsrendement op de dekkingsgraad positief. Per eind december 2023 bedroeg de actuele dekkingsgraad 118,8% (115,0% per eind 2022) en de beleidsdekkingsgraad 118,7% (119,1% per eind 2022).
De maatstaf voor toeslagverlening was negatief (-1,39%) zodat er geen toeslag werd verleend en de dekkingsgraad niet beïnvloed werd.
Beleggingen
Het totale beleggingsrendement in 2023 bedroeg 10,0%. De categorie aandelen droeg 5,4%-punt bij aan het totaalrendement en de vastrentende waarden 3,2%-punt. Verder leverde de overlay nog een bijdrage van 0,5%-punt.
Toeslagverlening
De pensioenen zijn per 31 december 2023 niet verhoogd. De reden hiervoor lag in de gehanteerde maatstaf, die over de meetperiode uitkwam op -1,39%.
Verslaglegging en verantwoording
Het belanghebbendenorgaan is van mening dat de verslaglegging en het afleggen van verantwoording goed en professioneel geregeld zijn. De maandelijkse verslaglegging en de kwartaalrapportages stellen het belanghebbendenorgaan voldoende in staat het bestuur en de uitvoerders te beoordelen.
Het totale oordeel
Op grond van het voorgaande komt het belanghebbendenorgaan tot het volgende totale oordeel.
Zoals ook in de voorgaande jaren heeft het belanghebbendenorgaan de samenwerking met Stap, het bestuur en het bestuursbureau, als constructief en plezierig ervaren. De overgang naar de Wtp heeft ook veel aandacht gevraagd, waarbij de nodige discussies hebben plaatsgevonden. Met name in gevallen waar al of niet ingrijpende veranderingen beoordeeld en/of besloten moesten worden, hebben interne experts het belanghebbendenorgaan goed van aanvullende informatie voorzien en het belanghebbendenorgaan voorgelicht. Binnen het belanghebbendenorgaan is de samenwerking constructief en in goede harmonie verlopen.
Rotterdam, 8 mei 2024
Belanghebbendenorgaan Pensioenkring Eastman
Harold de Kruijf (voorzitter)
Lucy van der Wolf
Remy Franquinet
Reactie bestuur
Met waardering voor de betrokkenheid van de leden van het belanghebbendenorgaan heeft het bestuur kennis genomen van het verslag van het belanghebbendenorgaan van Pensioenkring Eastman en het positieve oordeel over het in 2023 gevoerde beleid.
Het bestuur bedankt het belanghebbendenorgaan van Pensioenkring Eastman voor de verrichte werkzaamheden en kijkt er naar uit de constructieve samenwerking met het belanghebbendenorgaan in de toekomst voort te zetten.