Spring naar inhoud

9. Verslag Multi-client Pensioenkring 2

9.1 Kerngegevens

  2022   2021   2020   2019   2018
Aantal Deelnemers                  
Actieven en arbeidsongeschikten 1.016   1.182   1.095   995   722
Gewezen deelnemers 8.832   8.765   4.555   3.462   3.439
Pensioengerechtigden 1.448   1.343   1.139   679   638
Totaal 11.296   11.290   6.789   5.136   4.799
                   
Dekkingsgraad                  
Beleidsdekkingsgraad 111,2%   108,7%   97,0%   103,1%   109,1%
Feitelijke dekkingsgraad 112,7%   113,3%   102,1%   104,4%   105,3%
Minimaal vereiste dekkingsgraad 104,1%   104,1%   104,1%   104,1%   104,3%
Vereiste dekkingsgraad 112,6%   113,5%   113,3%   114,4%   114,4%
                   
Financiële positie (in € 1.000)                  
Pensioenvermogen 799.949   1.136.448   1.044.065   648.801   547.415
Technische voorzieningen risico Pensioenkring 709.525   1.003.405   1.022.559   621.226   519.742
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 684   572   501   0   0
Eigen vermogen 90.414   133.043   21.506   27.575   27.673
Minimaal vereist eigen vermogen 28.719   40.725   41.785   25.678   22.203
Vereist eigen vermogen 89.090   135.485   135.679   89.493   74.926
                   
Premies en uitkeringen (in € 1.000)                  
Kostendekkende premie 8.858   13.354   13.063   11.100   6.030
Gedempte premie 5.886   8.351   8.622   8.806   4.954
Feitelijke premie* 8.824   12.069   11.623   10.465   5.960
Pensioenuitkeringen** 19.299   17.672   14.502   11.100   5.074
                   
Toeslagen                  
Deelnemers 0,84%   0,00%   0,00%   0,00%   0,00%
Gewezen deelnemers en pensioengerechtigden 0,84%   0,00%   0,00%   0,00%   0,00%
Niet toegekende toeslagen deelnemers (cumulatief) 24,27%   6,84%   4,16%   3,13%   1,47%
Niet toegekende toeslagen gewezen deelnemers
en pensioengerechtigden (cumulatief)
24,27%   6,84%   4,16%   3,13%   1,47%
                   
Beleggingsrendement                  
Per jaar -29,8%   3,6%   8,4%   15,9%   0,3%
                   
Kostenratio`s                  
Pensioenuitvoeringskosten 0,13%   0,12%   0,15%   0,13%   0,08%
Vermogensbeheerkosten 0,26%   0,27%   0,29%   0,30%   0,19%
Transactiekosten 0,07%   0,08%   0,14%   0,07%   0,10%
                   
Gemiddelde duration (in jaren)                  
Actieve deelnemers 25,4   26,7   25,8   26,4   24,5
Gewezen deelnemers 22,8   24,5   24,7   25,4   24,9
Pensioengerechtigden 9,5   10,9   11,4   11,2   10,9
Totaal gemiddelde duration 17,8   20,2   20,6   20,6   19,8
                   
Gemiddelde rekenrente 2,60%   0,56%   0,16%   0,74%   1,41%

9.2 Algemene informatie

Multi-client Pensioenkring 2 is vanaf 1 januari 2018 operationeel. Meerdere werkgevers hebben de Pensioenregeling ondergebracht in deze Pensioenkring. Daarnaast zijn vanuit de volgende voormalige pensioenfondsen de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenverplichtingen met een collectieve waardeoverdracht overgedragen aan Multi-client Pensioenkring 2:

  • De voormalige Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland heeft de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenverplichtingen in mei 2018 overgedragen aan de Pensioenkring.
  • Per 1 maart 2020 heeft de voormalige Stichting Pensioenfonds Invista de opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten en de bijbehorende pensioenverplichtingen overgedragen aan de Pensioenkring. De werkgever die bij dat pensioenfonds was aangesloten heeft de pensioenregeling per 1 maart 2020 ook ondergebracht bij de Pensioenkring. 
  • Stichting Pensioenfonds Fresenius Nederland heeft de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten en de bijbehorende pensioenverplichtingen in september 2020 overgedragen aan de Pensioenkring.
  • De voormalige Multi-client Pensioenkring 1 van Stap heeft het vermogen en de verplichtingen per 31 december 2020 naar de Pensioenkring overgedragen. Daarbij hebben de aangesloten ondernemingen van de voormalige Multi-client Pensioenkring 1 hun pensioenregeling eveneens ondergebracht bij de Pensioenkring.

De samenstelling en zittingstermijnen van het Belanghebbendenorgaan zijn als volgt:

Naam lid Belanghebbendenorgaan Ingangsdatum zittingstermijn Einddatum 1ste zittingstermijn Einddatum 1ste Herbenoeming Laatste termijn eindigt op
Paul van Driessen (1954), voorzitter
namens de pensioengerechtigden
18-03-2020 18-03-2024 18-03-2028 18-03-2032
Jelmer Dijkstra (1971), lid
namens de werkgever
15-12-2021 15-12-2025 15-12-2029 15-12-2033
Lia de Jongh - van der Plaat (1970),
lid namens de deelnemers
15-12-2021 15-12-2025 15-12-2029 15-12-2033
Henri Castillion (1965), lid
namens de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
30-06-2022 18-03-2024 18-03-2028 18-03-2032

Henri Castillion is per 30 juni 2022 benoemd tot lid van het Belanghebbendenorgaan namens de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Henri Castillion vult de vacature in die in oktober 2021 was ontstaan door het vertrek van Lucas Bussink. In 2021 zijn de gewezen deelnemers van Pensioenkring 2 aangeschreven om zich kandidaat te stellen en hieruit is de benoeming van Henri Castillion voortgekomen.

Het Belanghebbendenorgaan van Multi-client Pensioenkring 2 heeft in 2022 twee keer een overleg gehad met het Bestuur. In mei 2022 heeft een overleg plaatsgevonden met als belangrijkste onderwerp het jaarverslag 2021. In december 2022 heeft een tweede overleg plaatsgevonden waarin diverse onderwerpen zoals de pensioenpremie 2023, het beleggingsplan 2023, het jaarplan 2023, de toeslagverlening per 31 december 2022, het communicatiejaarplan 2023 en het pensioenreglement 2023 zijn behandeld. Naast de vergaderingen met het Bestuur heeft het Belanghebbendenorgaan in september 2022 een overleg gehad met de Raad van Toezicht en vier eigen vergaderingen gehouden. Bij de eigen vergaderingen was een delegatie van het Bestuursbureau aanwezig.

9.3 Pensioen paragraaf

Kenmerken regeling

De belangrijkste kenmerken van de regeling luiden als volgt:

Pensioenregeling De pensioenregeling is een voorwaardelijke middelloonregeling met voorwaardelijke toeslagen. De pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst.

Pensioenleeftijd Leeftijd 68 jaar (en 67 jaar voor de (gewezen) deelnemers van Sanoma).

Pensioengevend salaris Het pensioengevend salaris is gelijk aan:
1. het via de loonaangiftesystematiek voor de belastingdienst doorgegeven SV loon, of:
2. de opgave van de werkgever over de loonbestanddelen die volgens de afspraken tussen de werkgever en de deelnemers meetellen voor de pensioenopbouw.
Het totaal van het pensioengevend salaris waarover pensioen wordt opgebouwd is een keuze van de aangesloten onderneming. Het maximum pensioengevend salaris zal nooit hoger zijn dan fiscaal toelaatbaar en bedraagt (in 2022) maximaal € 114.866 op jaarbasis, bij een voltijds dienstverband en wordt aangepast aan de fiscale maximering.

Franchise De hoogte van de franchise is een keuze van de aangesloten onderneming. De franchise zal nooit lager zijn dan de fiscaal minimaal toegestane franchise (€ 14.802 per 1 januari 2022 bij een maximaal opbouwpercentage van 1,875%).

Pensioengrondslag De pensioengrondslag bedraagt het pensioengevend salaris minus de franchise. De pensioengrondslag wordt vermenigvuldigd met de parttimefactor.

Opbouwpercentage ouderdomspensioen Het opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen is door de aangesloten onderneming vrij te kiezen tot een maximum van 1,875%.

Partnerpensioen Het percentage voor het partnerpensioen is door de aangesloten onderneming vrij te kiezen tot een maximum van 1,313%. De financiering voor het partnerpensioen is een keuze van de aangesloten onderneming en kan op opbouwbasis of risicobasis geschieden.

Wezenpensioen
20% van het partnerpensioen.

Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid Bij arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid.

Arbeidsongeschiktheids-pensioen (optioneel) 70% van het salaris boven maximum WIA‐loon, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. De aangesloten onderneming maakt zelf de keuze om dit pensioen wel of niet aan te bieden.


Anw-hiaatpensioen
(optioneel)
Het Anw-hiaatpensioen wordt jaarlijks vastgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de wettelijke Anw-uitkering. Het Anw-hiaatpensioen gaat in bij overlijden en eindigt op de laatste dag van de maand waarin de partner:
• de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, of
• 68 jaar wordt als dat eerder is, of
• komt te overlijden als dat eerder is.
De aangesloten onderneming maakt zelf de keuze om dit pensioen wel of niet aan te bieden.

Ontwikkelingen in aantallen deelnemers

In onderstaande tabel is een mutatieoverzicht opgenomen met de ontwikkelingen in het deelnemersbestand.

Deelnemers Actief AOP
* / **
Ingegaan OP/NP Ingegaan WzP Gewezen Totaal
Per 31 december 2021 1.182 7 1.286 50 8.765 11.290
Bij 160 0 129 8 316 613
Af 326 7 22 3 249 607
Per 31 december 2022 1.016 0 1.393 55 8.832 11.296

Financieringsbeleid

Voor de pensioenregeling wordt door de aangesloten onderneming jaarlijks een premie per deelnemer betaald op basis van een gedempte premie, zoals onderstaand onder feitelijke premie is uitgewerkt.

Feitelijke premie

De feitelijke jaarpremie in 2022 is minimaal gelijk aan de som van de berekende premies voor de individuele deelnemers op basis van onderstaande uitgangspunten.

Basispremie Actuariële koopsom voor het in het jaar op te bouwen ouderdomspensioen en eventueel het partnerpensioen, indien de aangesloten onderneming heeft gekozen voor een partnerpensioen op opbouwbasis.

Rekenrente De rentetermijnstructuur zoals vastgesteld door DNB inclusief de UFR methode met een 12-maands middeling (periode oktober – september).

Sterftekansen • Ontleend aan Prognosetafel AG2020, zoals gepubliceerd door het Koninklijk Actuarieel Genootschap.
• Bij gebruik van de Prognosetafel AG2020 wordt rekening gehouden met leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte op basis van het Demographic Horizons TM Model van Aon.
• Voor kinderen worden de sterftekansen verwaarloosd.

Kostenopslag Ter dekking van toekomstige administratiekosten en excassokosten is een opslag opgenomen van 2,5% over de totale netto premie. Daarnaast wordt voor elke actieve deelnemer een bedrag van € 75,77 (in 2022) gerekend.

Toeslagen De premie bevat geen opslag voor toekomstige toeslagen.

Weerstandsvermogen Ten behoeve van het vormen van het weerstandsvermogen voor Stap wordt een opslag van 0,2% op de premie gelegd.

Leeftijd Voor de actieve deelnemer wordt de leeftijd voor vaststelling van de premie op de berekeningsdatum vastgesteld in maanden nauwkeurig door de pensioenleeftijd te verminderen met de toekomstige duur tot aan de pensioenleeftijd.

Nabestaandenpensioen Voor het partner- en wezenpensioen worden jaarlijks herverzekeringspremies betaald dan wel een actuariële koopsom berekend afhankelijk van de keuze van de aangesloten onderneming voor de manier waarop het partnerpensioen is toegezegd.

Risico premievrijstelling Voor het risico van premievrijstelling tijdens het deelnemerschap wordt de actuariële koopsom verhoogd met een opslag van: een percentage voor PVI, gelijk aan herverzekeringspremie. Deze premie wordt op werkgeversniveau vastgesteld. De opslag is zo bepaald dat deze gelijk is aan de aan de herverzekeraar verschuldigde premie.

Risico arbeidsongeschiktheidspensioen Voor het risico van arbeidsongeschiktheidspensioen tijdens het deelnemerschap wordt de actuariële koopsom verhoogd met een opslag van: een percentage voor het WIA-excedent pensioen, gelijk aan de factor vanuit het herverzekeringscontract. Deze premie wordt op werkgeversniveau vastgesteld. De opslag wordt alleen vastgesteld wanneer een aangesloten onderneming voor deze optie heeft gekozen. In dat geval is de opslag zo bepaald dat deze gelijk is aan de aan de herverzekeraar verschuldigde premies.

Anw-hiaat pensioen De factoren van de herverzekering worden toegepast wanneer een aangesloten onderneming voor deze optie gekozen heeft. Hiermee zijn de kosten gelijk aan de aan de herverzekeraar af te dragen premies voor dit pensioen.

Hertrouwkansen Er wordt geen rekening gehouden met hertrouwkansen.

Solvabiliteit De actuariële koopsom, inclusief de opslagen voor risico partnerpensioen en arbeidsongeschiktheid, wordt verhoogd met een opslag van 10% voor solvabiliteit.

Gedempte premie

Om te toetsen in hoeverre de feitelijke premie voldoet aan de wettelijke eisen, hanteert de Pensioenkring een gedempte premie. De gedempte premie wordt vastgesteld op basis van de bovenstaande uitgangspunten voor de vaststelling van de feitelijke premie met uitzondering van de volgende onderdelen.

Rekenrente De rekenrente voor de berekening van de gedempte premie is gebaseerd op een verwacht rendement op basis van het huidige strategisch beleggingsbeleid. Hierbij geldt dat het rendement op vastrentende waarden gelijk is aan de rentetermijnstructuur van 30 september 2017. Met ingang van 1 januari 2021 worden voor de risicopremies (meetkundig) de hoogtes gelijkgesteld aan de maximale rendementsparameters zoals vastgesteld in artikel 23a van het Besluit FTK en geldend per 1 januari 2020. De curve is verlaagd met ca. 1,9% (hierbij is rekening gehouden met een ingroeipad).

Solvabiliteitsopslag De solvabiliteitsopslag is gelijk aan nul, tenzij de verlaging van de rekenrente door rekening te houden met de inflatie op basis van het ingroeipad CPI leidt tot een lagere opslag op de premie dan een solvabiliteitsopslag ter hoogte van het vereist eigen. In dat geval dient de hoogte van de solvabiliteitsopslag gelijk te zijn aan het percentage dat behoort bij het vereist eigen vermogen op basis van het strategische beleggingsbeleid. De curve van de rekenrente wordt dan niet verlaagd met de inflatie (ca. 1,9%).

Weerstandsvermogen De opslag wordt elk jaar toegevoegd aan het weerstandsvermogen van het fonds en is geen onderdeel van de gedempte premie of het vermogen in de Pensioenkring.

Kostendekkende premie

Naast de gedempte premie wordt jaarlijks ook de kostendekkende premie bepaald. De kostendekkende premie wordt op dezelfde grondslagen berekend als de gedempte premie, met uitzondering van de rekenrente. Bij de kostendekkende premie wordt de actuele rentetermijnstructuur gebruikt zoals deze door DNB gepubliceerd wordt per 31 december van het voorafgaande jaar.

Toeslagendepots

Toeslagendepot A - Sanoma
Op 24 mei 2018 heeft de collectieve waardeoverdracht plaatsgevonden van het vermogen en de verplichtingen van de voormalige Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland naar Multi-client Pensioenkring 2 van Stap. Om de overgang dekkingsgraadneutraal plaats te laten vinden is er een toeslagendepot (toeslagendepot A) gevormd voor de gewezen deelnemers, (gewezen) partners en pensioengerechtigden van de voormalige Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland. De middelen in het toeslagendepot worden tegen een laag risicoprofiel belegd.

Indien in enig jaar nog middelen resteren in het toeslagendepot en de op grond van het pensioenreglement verleende toeslag lager is dan de consumentenprijsindex, kan het Bestuur besluiten uit deze middelen een extra toeslag te verlenen aan de gewezen deelnemers, (gewezen) partners en pensioengerechtigden van de voormalige Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland. Voorwaarden hierbij zijn dat de te verlenen toeslag is toegestaan volgens de fiscale wet- en regelgeving en dat de te verlenen toeslag, met inbegrip van de toeslag volgens het pensioenreglement, niet hoger is dan consumentenprijsindex.

Het bedrag dat onttrokken wordt aan het toeslagendepot wordt ‘dekkingsgraadneutraal’ vastgesteld per 31 december van dat jaar, zodanig dat de dekkingsgraad per 31 december, na verwerking van de reguliere toeslag, door verwerking van de extra toeslag ongewijzigd blijft.

Per 31 december 2021 lag de beleidsdekkingsgraad hoger dan de dekkingsgraad die hoort bij het minimaal vereist vermogen. Daardoor is per die datum aan de deelnemers van Toeslagendepot A - Sanoma een toeslag verleend van 2,44%. Deze toeslag was ultimo 2021 nog niet opgenomen in de technische voorzieningen. De onttrekking uit het toeslagendepot heeft daarom in 2022 plaatsgevonden. Door het verlenen van deze toeslag is de eindstand van dit toeslagendepot per 31 december 2022 nihil.

Toeslagendepot B - Fresenius
Per 15 september 2020 heeft de collectieve waardeoverdracht plaatsgevonden van het vermogen en de verplichtingen van Stichting Pensioenfonds Fresenius Nederland naar Multi-client Pensioenkring 2 van Stap. De collectieve waardeoverdracht van Stichting Pensioenfonds Fresenius Nederland heeft plaatsgevonden op basis van de dekkingsgraad van Pensioenkring 2. De feitelijke dekkingsgraad van Multi-client Pensioenkring 2 was per 15 september 2020 lager dan de feitelijke dekkingsgraad van Stichting Pensioenfonds Fresenius Nederland. 

Het saldo dat op basis van de dekkingsgraadneutraliteit toekomt aan de populatie van de Stichting Pensioenfonds Fresenius Nederland is gestort in toeslagendepot B. De middelen in toeslagendepot B worden risicovrij in liquide middelen belegd.

Indien in enig jaar nog middelen resteren in het toeslagendepot en de op grond van het pensioenreglement verleende toeslag lager is dan de consumentenprijsindex, kan het Bestuur besluiten uit deze middelen een extra toeslag te verlenen aan de gewezen deelnemers, (gewezen) partners en pensioengerechtigden van de voormalige Stichting Pensioenfonds Fresenius. Voorwaarden hierbij zijn dat de te verlenen toeslag is toegestaan volgens de fiscale wet- en regelgeving en dat de te verlenen toeslag, met inbegrip van de toeslag volgens het pensioenreglement, niet hoger is dan consumentenprijsindex.

Het bedrag dat onttrokken wordt aan de toeslagendepot wordt ‘dekkingsgraadneutraal’ vastgesteld per 31 december van dat jaar, zodanig dat de dekkingsgraad per 31 december, na verwerking van de reguliere toeslag, door verwerking van de extra toeslag ongewijzigd blijft.

Per 31 december 2021 lag de beleidsdekkingsgraad hoger dan de dekkingsgraad die hoort bij het minimaal vereist vermogen. Daardoor is per die datum aan de deelnemers van Toeslagendepot B - Fresenius een toeslag verleend van 2,57%. Deze toeslag was ultimo 2021 nog niet opgenomen in de technische voorzieningen. De onttrekking uit het toeslagendepot heeft daarom in 2022 plaatsgevonden. 

Daarnaast is er per 31 december 2022 een toeslag verleend van 3,06%. Door het verlenen van deze beide toeslagen is de eindstand van dit toeslagendepot per 31 december 2022 nihil.

Toeslagendepot C - Invista
Per 1 maart 2020 heeft de collectieve waardeoverdracht plaatsgevonden van het vermogen en de verplichtingen van de voormalige Stichting Pensioenfonds Invista naar Multi-client Pensioenkring 2 van Stap. De collectieve waardeoverdracht van de voormalige Stichting Pensioenfonds Invista heeft plaatsgevonden op basis van de dekkingsgraad van Pensioenkring 2. De feitelijke dekkingsgraad van Multi-client Pensioenkring 2 was per 1 maart 2020 lager dan de feitelijke dekkingsgraad van de voormalige Stichting Pensioenfonds Invista. Voorafgaand aan de collectieve waardeoverdracht zijn de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten door de voormalige Stichting Pensioenfonds Invista zodanig verhoogd dat de overdracht dekkingsgraadneutraal plaatsvond. Bij deze verhoging is rekening gehouden met de fiscale ruimte op individueel niveau. De verhoogde pensioenaanspraken en rechten zijn overgedragen aan Pensioenkring 2 op basis van dekkingsgraadneutraliteit.

Ter financiering van de liquidatiekosten heeft de voormalige Stichting Pensioenfonds Invista vanaf de overdrachtsdatum een liquidatiesaldo aangehouden. Bij de finale verdeling van het batig liquidatiesaldo van de voormalige Stichting Pensioenfonds Invista wordt dat batig liquidatiesaldo in een toeslagendepot gestort voor de populatie van de voormalige Stichting Pensioenfonds Invista (toeslagendepot C). De middelen in toeslagendepot C worden risicovrij in liquide middelen belegd.

De overboeking van het liquidatiesaldo heeft plaatsgevonden in januari 2021. Op dat moment is ook toeslagendepot C gevormd.

Indien in enig jaar nog middelen resteren in het toeslagendepot en de op grond van het pensioenreglement verleende toeslag lager is dan de consumentenprijsindex, kan het Bestuur besluiten uit deze middelen een extra toeslag te verlenen aan de gewezen deelnemers, (gewezen) partners en pensioengerechtigden van de voormalige Stichting Pensioenfonds Invista. Voorwaarden hierbij zijn dat de te verlenen toeslag is toegestaan volgens de fiscale wet- en regelgeving en dat de te verlenen toeslag, met inbegrip van de toeslag volgens het pensioenreglement, niet hoger is dan consumentenprijsindex.

Het bedrag dat onttrokken wordt aan het toeslagendepot wordt ‘dekkingsgraadneutraal’ vastgesteld per 31 december van dat jaar, zodanig dat de dekkingsgraad per 31 december, na verwerking van de reguliere toeslag, door verwerking van de extra toeslag ongewijzigd blijft.

Per 31 december 2021 lag de beleidsdekkingsgraad hoger dan de dekkingsgraad die hoort bij het minimaal vereist vermogen. Daardoor is per die datum aan de deelnemers van Toeslagendepot C - Invista een toeslag verleend van 0,50%. Deze toeslag was ultimo 2021 nog niet opgenomen in de technische voorzieningen. De onttrekking uit het toeslagendepot heeft daarom in 2022 plaatsgevonden. Door het verlenen van deze toeslag is de eindstand van dit toeslagendepot per 31 december 2022 nihil.

Toeslagendepot D – Multi-client Pensioenkring 1
Per 31 december januari 2020 heeft de collectieve waardeoverdracht plaatsgevonden van het vermogen en de verplichtingen van de voormalige Multi-client Pensioenkring 1 van Stap naar Multi-client Pensioenkring 2 van Stap. De collectieve waardeoverdracht van de voormalige Multi-client Pensioenkring 1 heeft plaatsgevonden op basis van de dekkingsgraad van Multi-client Pensioenkring 2. De feitelijke dekkingsgraad van Multi-client Pensioenkring 2 was per 31 januari 2020 lager dan de feitelijke dekkingsgraad van de voormalige Multi-client Pensioenkring 1. Het dekkingsgraadverschil is in een toeslagdepot gestort voor de populatie van de voormalige Multi-client Pensioenkring 1 (toeslagdepot D).

Het saldo dat op basis van het dekkingsgraadverschil toekomt aan de populatie van de voormalige Multi-client Pensioenkring 1 is gestort in toeslagendepot D. De middelen in toeslagendepot D worden risicovrij in liquide middelen belegd.

Indien in enig jaar nog middelen resteren in het toeslagendepot en de op grond van het pensioenreglement verleende reguliere toeslag lager is dan de stijging van de consumentenprijsindex (afgeleid), kan het Bestuur besluiten uit deze middelen een extra toeslag te verlenen. Voorwaarden hierbij zijn dat de verleende toeslag is toegestaan volgens de fiscale wet- en regelgeving en dat de te verlenen toeslag, met inbegrip van de toeslag volgens het pensioenreglement, niet hoger is dan de stijging van de consumentenprijsindex (afgeleid). Het bedrag dat onttrokken wordt aan het depot wordt ‘dekkingsgraadneutraal’ vastgesteld per 31 december van dat jaar. Dit gebeurt zodanig dat de dekkingsgraad per 31 december na verwerking van de reguliere toeslag, door verwerking van de extra toeslag ongewijzigd blijft. In tegenstelling tot de toeslagendepots A, B en C wordt er geen toeslag verleend indien en zolang de beleidsdekkingsgraad lager is dan de beleidsdekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen van Multi-client Pensioenkring 2. Bij een beleidsdekkingsgraad tussen het niveau van het minimaal vereist vermogen en het vereist vermogen wordt er geen toeslag vanuit het toeslagendepot verleend.

Weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen voor Multi-client Pensioenkring 2 bedraagt 0,2% van het beheerde pensioenvermogen. Dit is het vermogen dat Stap volgens het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet ten minste moet aanhouden als vermogen om de bedrijfsrisico’s te dekken. Het weerstandsvermogen maakt geen deel uit van het vermogen van Multi-client Pensioenkring 2.

Voor het weerstandsvermogen geldt een wettelijk voorgeschreven minimum en maximum. Doorlopend wordt getoetst of het aanwezige weerstandsvermogen hieraan voldoet. Daarbij vastgestelde overschotten en tekorten van het weerstandsvermogen die het gevolg zijn van het behaalde positieve of negatieve rendement op het vermogen van Multi-client Pensioenkring 2, komen ten goede aan, respectievelijk ten laste van het behaalde bruto rendement op het vermogen van Multi-client Pensioenkring 2.

9.4 Vermogensbeheer

Beleggingsmix

In onderstaande tabellen zijn de actuele en strategische beleggingsmix per ultimo 2022 en 2021 opgenomen, alsmede de beleggingen voor de indexatiedepots.

    2022     2021  
  in € miljoen Actuele
mix
in %
Strategische
mix
in %
in € miljoen Actuele
mix
in %
Strategische
mix
in %
Aandelen 205,7 25,9 26,0 328,4 29,0 26,0
Opkomende markten 34,7 4,4 4,5 51,6 4,6 4,5
Europa 54,8 6,9 6,5 81,9 7,2 6,5
Wereldwijd 116,2 14,6 15,0 194,9 17,2 15,0
Private Equity 3,5 0,4 0,0 5,0 0,4 0,0
Vastrentende waarden (inclusief liquiditeiten en overlay) * 551,9 73,7 74,0 711,9 70,6 74,0
Bedrijfsobligaties wereld (exclusief financials) 124,7 15,7 16,5 172,6 15,2 16,5
Bedrijfsobligaties Europa 130,4 16,4 16,5 172,5 15,2 16,5
Hypotheken Nederland 153,7 19,3 17,0 181,1 16,0 17,0
Staatsleningen opkomende markten 31,0 3,9 4,0 40,1 3,5 4,0
Inflatie-gerelateerde staatsobligaties Duitsland 78,3 9,8 10,0 114,9 10,1 10,0
Discretionaire portfeuille nominale staatsobligaties 33,8 4,2   30,7 2,7  
Liquiditeiten 187,2 23,5   100,1 8,8  
Overlay -151,8 -19,1 10,0 -13,1 -1,2 10,0
Intrest Rate Swap -157,9 -19,8   -13,1 -1,2  
FX Forward 6,1 0,8   0,0 0,0  
Totaal **/*** 796,5 100,0 100,0 1.132,5 100,0 100,0

Beleggingsmix Toeslagendepot A - Sanoma

  2022 Actuele
mix
Strategische
mix
2021 Actuele
mix
Strategische
mix
  in € miljoen in % in % in € miljoen in % in %
Vastrentende waarden 0,0 0,0 75,0 12,7 75,6 75,0
Inflatie-gerelateerde staatsobligaties Dutisland 0,0 0,0 75,0 12,7 75,6 75,0
Liquiditeiten 0,0 0,0 25,0 4,1 24,4 25,0
Totaal 0,0 0,0 100,0 16,8 100,0 100,0

Beleggingsmix Toeslagendepot B - Fresenius

  2022 Actuele
mix
Strategische
mix
2021 Actuele
mix
Strategische
mix
  in € miljoen in % in % in € miljoen in % in %
Liquiditeiten 0,0 0,0 100,0 5,2 100,0 100,0
Totaal 0,0 0,0 100,0 5,2 100,0 100,0

Beleggingsmix Toeslagendepot C - Invista

  2022 Actuele
mix
Strategische
mix
2021 Actuele
mix
Strategische
mix
  in € miljoen in % in % in € miljoen in % in %
Liquiditeiten 0,0 0,0 100,0 1,2 100,0 100,0
Totaal 0,0 0,0 100,0 1,2 100,0 100,0

Beleggingsmix Toeslagendepot D - Multi-client Pensioenkring 1

  2022 Actuele
mix
Strategische
mix
2021 Actuele
mix
Strategische
mix
  in € miljoen in % in % in € miljoen in % in %
Liquiditeiten 0,2 100,0 100,0 0,2 100,0 100,0
Totaal 0,2 100,0 100,0 0,2 100,0 100,0

In december 2022 is, na goedkeuring van het Belanghebbendenorgaan, het beleggingsplan 2023 vastgesteld. Het beleggingsplan 2023 heeft als ingangsdatum 1 januari 2023.

Ten opzichte van het beleggingsplan 2022 zijn de volgende wijzigingen in de asset allocatie aangebracht voor het beleggingsplan 2023:

  • De bandbreedte rondom de categorie discretionaire portefeuille  nominale staatsobligaties plus exposure naar liquiditeiten wordt aangepast in: 20% van het strategisch gewicht van de categorie plus het verschil in het niveau tussen de maximale en neutrale fysieke kas niveau die voortvloeit uit de onderpandbehoefte voor interest rate swap;
  • Er wordt een minimum allocatie naar discretionaire staatsobligaties (nominaal en inflatie-gerelateerd) geïntroduceerd om te kunnen voldoen aan de onderpand verplichtingen voor derivaten. 

Resultaten beleggingen

In onderstaande tabellen worden de beleggingsresultaten van 2022 weergegeven.

Cijfers in % Pensioenkring * Benchmark Relatief Bijdrage aan totaal rendement
Aandelen -14,4 -13,7 -0,8 -3,6
Aandelen opkomende markten
(MM Emerging Markets Fund)
-18,3 -14,9 -4,0 -0,8
Aandelen Europa
(MM European Equity Fund)
-9,7 -9,5 -0,2 -0,4
Aandelen Europa afgedekt
(MM European Equity Afdekking Fund)
-6,0 -5,8 -0,2 -0,2
Aandelen wereldwijd
(MM World Equity Index Fund)
-3,4 -3,0 -0,4 -0,2
Aandelen wereldwijd afgedekt
(MM World Equity Index Fund - EUR)
-3,7 -3,3 -0,4 -0,2
Aandelen wereldwijd afgedekt
(MM World Equity Index SRI Fund)
-12,5 -12,8 0,4 -1,8
Private Equity 2,3 2,3 0,0 0,0
Private equity
(UnigestionFlex – Euro Choice IV)
-20,3 -20,3 0,0 0,0
Private equity
(UnigestionFlex – Euro Choice V)
7,1 7,1 0,0 0,0
Vastrentende waarden -14,7 -15,4 0,8 -9,3
Bedrijfsobligaties Europa
(MM Credit Index Fund)
-13,8 -13,9 0,2 -2,0
Bedrijfsobligaties wereld (exclusief financials)
(MM Global Credit Ex Financials Fund)
-2,5 -2,5 0,0 -0,3
Bedrijfsobligaties wereld (exclusief financials)
(MM Global Credit Ex Financials Fund) – Unhedged
-11,0 -11,0 0,0 -1,6
Hypotheken Nederland
(MM Dutch Mortgage Fund)
-16,8 -20,1 4,1 -2,8
Staatsleningen opkomende markten
(MM Emerging Market Debt Fund)
-2,6 -2,7 0,2 -0,1
Staatsleningen opkomende markten
(MM Emerging Market Debt Fund - USD)
-10,9 -8,9 -2,1 -0,4
Discretionaire portefeuille nominale staatsobligaties -30,4 -30,4 0,0 -1,1
Inflatie-gerelateerde staatsobligaties -Duitsland
(MM Inflation Index Linked Bond Fund - Germany)
-12,5 -12,5 -0,1 -0,2
Discretionaire inflatie-gerelateerde staatsobligaties Duitsland -9,0 -9,0 0,0 -0,7
Liquiditeiten       0,0
Totaal exclusief overlay -12,7 -12,9 0,2 -12,8
Totaal overlay       -17,0
Interest Rate Swap       -16,1
FX Forward       -0,8
Totaal inclusief overlay -29,8     -29,8

Beleggingsresultaten Toeslagendepot A - Sanoma 2022

Cijfers in % Pensioenkring Benchmark Relatief Bijdrage aan totaal rendement
Vastrentende waarden 6,3 5,6 0,7 4,9
Duitse Inflatiegerelateerde obligaties
(MM Inflation Index Linked Bond Fund - Germany)
6,3 5,6 0,7 4,9
Liquiditeiten -0,1 -0,1 0,0 0,0
Totaal Indexatiedepot A - Sanoma 4,8 4,2 0,6 4,8

Beleggingsresultaten Toeslagendepot B - Fresenius 2022

Cijfers in % Pensioenkring Benchmark Relatief Bijdrage aan totaal rendement
Liquiditeiten -0,1 0,0 -0,1 -0,1
Totaal Indexatiedepot B - Fresenius -0,1 0,0 -0,1 -0,1

Beleggingsresultaten Toeslagendepot C - Invista 2022

Cijfers in % Pensioenkring Benchmark Relatief Bijdrage aan totaal rendement
Liquiditeiten -0,1 -0,1 0,0 -0,1
Totaal Indexatiedepot C - Invista -0,1 -0,1 0,0 -0,1

Beleggingsresultaten Toeslagendepot D - Multi-client Pensioenkring 1 2022

Cijfers in % Pensioenkring Benchmark Relatief Bijdrage aan totaal rendement
Liquiditeiten 0,0 0,0 0,0 0,0
Totaal Indexatiedepot D - Multi-client Pensioenkring 1 0,0 0,0 0,0 0,0

Toelichting resultaten beleggingen 2022

In deze paragraaf wordt ingegaan op de behaalde rendementen van de Pensioenkring (1). 

Het totaalresultaat van de beleggingen was in 2022 fors negatief. Voor een groot deel is dit resultaat toe te schrijven aan de beleggingen die worden ingezet voor de afdekking van het renterisico (de meeste vastrentende waarden en de interest rate swaps). Door de gestegen rente hebben deze beleggingen een negatief resultaat behaald. Dit is echter in lijn met de doelstelling van deze beleggingen om de waardeverandering van de pensioenverplichtingen te volgen. De gestegen rente heeft immers ook geleid tot een daling van de waarde van de pensioenverplichtingen. Omdat de Pensioenkring het renterisico niet volledig afdekt, heeft de gestegen rente ondanks het negatieve resultaat op de vastrentende beleggingen een positief effect gehad op de dekkingsgraad. 

(1) Voor de meeste beleggingscategorieën wordt passief belegd. Doordat de benchmark geen rekening houdt met transactiekosten is het rendement van de passief beheerde fondsen, als gevolg van de transactiekosten, meestal iets lager dan de gehanteerde benchmark.

Daarnaast zorgde een aantal belangrijke macro-economische en politieke gebeurtenissen in 2022, waaronder de oorlog in Oekraïne, voor dalende aandelenkoersen. Per saldo resulteerde een sterk negatief totaalrendement.

De belangrijkste bijdragen aan het rendement en de meest opvallende relatieve en absolute rendementen worden hierna toegelicht.

Toelichting resultaten aandelen

Door de sterke daling van de aandelenmarkt droeg de categorie aandelen met -3,6%-punt negatief bij aan het totaal rendement. Het MM World Equity Index SRI Fund had met -1,8%-punt de grootste negatieve bijdrage aan deze beleggingscategorie.

Ontwikkeling aandelen ontwikkelde markten
In januari 2022 zijn de beleggingen in het MM European Equity Afdekking Fund verkocht. Daarnaast zijn de beleggingen in het MM World Equity Index Fund en het MM World Equity Index Fund - EUR omgezet naar het MM World Equity Index SRI Fund. Dit fonds belegt wereldwijd in aandelen van beursgenoteerde ondernemingen, waarbij gebruik wordt gemaakt van een best-in-class (ESG) benadering. Het terugvorderen van dividendbelasting droeg dit jaar positief bij en als gevolg hiervan behaalde het fonds een positief relatief rendement. Voor het MM European Equity Fund geldt dat het uitsluitingsbeleid behorend bij het beleid voor Maatschappelijk Verantwoord Beleggen dit jaar een negatieve impact had op het relatieve rendement van circa 1,2%. Als gevolg hiervan behaalde het fonds een negatief relatief rendement.

Ontwikkeling aandelen opkomende markten
Het MM Emerging Markets Fund belegt wereldwijd in aandelen van ondernemingen uit ontwikkelde en opkomende markten. Het merendeel van de managers in het beleggingsfonds maken gebruik van bottom-up aandelenselectie. Na het sterke relatieve rendement in de voorgaande jaren werd in 2022 een rendement behaald dat lager was dan het rendement van de benchmark. Het jaar kenmerkte zich door een aantal belangrijke macro-economische en politieke gebeurtenissen die zorgden voor dalende aandelenkoersen en welke per saldo een negatieve impact hadden op het relatieve rendement van de meeste externe managers in het fonds. De toegenomen spanningen tussen China en Taiwan hadden een negatieve invloed op de performance van met name Chinese en Taiwanese posities in de portefeuille. Daarnaast heeft aandelenselectie in India negatief aan de relatieve performance bijgedragen.

Toelichting resultaten private equity

Beleggingen in private equity hebben door hun beperkte aandeel in de totale portefeuille niet significant aan het rendement bijgedragen. De Pensioenkring belegt in private equity via twee verschillende Unigestion fondsen. Dit zijn zogenaamde fund of funds. Dat betekent dat deze Unigestion fondsen beleggen in private equity fondsen, in dit geval Europese. De onderliggende investeringen in EuroChoice IV zijn bijna allemaal afgebouwd. EuroChoice V is in de distributiefase. De rendementen bij deze fondsen zijn uitstekend en er wordt gestaag geld uitgekeerd.

Toelichting resultaten vastrentende waarden

Vastrentende waarden droegen -9,3%-punt negatief bij aan het totaal rendement. Het MM Dutch Mortgage Fund leverde met -2,8%-punt de grootste negatieve bijdrage bij aan deze beleggingscategorie, terwijl het MM Emerging Market Debt Fund de kleinste negatieve bijdrage liet zien van -0,1%-punt.

Ontwikkeling (inflatie-gerelateerde) discretionaire staatsobligaties
In de verslagperiode behaalden zowel de portefeuille met discretionaire nominale staatsobligaties als de portefeuille met discretionaire inflatie-gerelateerde staatsobligaties een negatief rendement. Europese staatsobligaties lieten een daling zien als gevolg van een sterk opgelopen rente. Een belangrijke reden voor de hogere rente was de scherp oplopende inflatie, welke vooral werd veroorzaakt door de voedsel- en energiecrisis voortkomend uit de Russische invasie in Oekraïne en de economische sancties hierop vanuit het westen. De Europese Centrale Bank heeft de rente met 2,5%-punt verhoogd om zo een halt te roepen aan de inflatiecijfers. De inflatie-component van inflatie-gerelateerde staatsobligaties bracht hierdoor wel een positieve relatieve performance met zich mee, doordat de gerealiseerde inflatie over het jaar positief was. De reële rente steeg ook, maar lang niet zo veel als de nominale rente. Hierdoor ontstond een rendementsverschil van ruim 21%-punt tussen de twee soorten staatsobligaties, in het voordeel van de inflatie-gerelateerde staatsobligaties.

Ontwikkeling inflatie-gerelateerde staatsobligaties Duitsland
Het MM Inflation Index Linked Bond Fund - Germany kent een passieve beleggingsstijl waardoor het rendement in lijn is met het rendement van de benchmark. In tegenstelling tot de benchmark maakt het fonds kosten bij de transacties om het fonds in lijn te houden met de benchmark waardoor het fonds over het algemeen wat achterblijft bij de benchmark. Ook is er een verschil in de prijsbron van de waardering tussen het fonds en de benchmark waardoor kleine verschillen kunnen ontstaan.

Ontwikkeling staatsobligaties opkomende landen
De sterk gestegen rente in combinatie met het uitlopen van de risicopremies zorgde voor negatieve absolute rendementen. Het rendement van het actief beheerde MM Emerging Market Debt Fund – USD, dat belegt in staatsleningen van opkomende markten, bleef in 2022 aanzienlijk achter bij het rendement van de benchmark. Het fonds nam beperkt meer risico dan de benchmark, dit werd echter in 2022 niet beloond daar de risicopremies vooral voor de landen met een high yield rating fors stegen. Het beleggingsfonds had meer dan de benchmark belegd in Oekraïne, Zambia en Ghana en minder in Bahrein, en de Filippijnen. Al deze posities droegen negatief bij aan het relatieve rendement. Vanwege het besluit dat eind 2021 genomen is om de valutarisico-afdekking via een overlay op naam van de Pensioenkring in te vullen, is begin 2022 de belegging in het ‘hedged’ fonds omgezet in het ‘unhedged’ fonds.

Ontwikkeling bedrijfsobligaties wereld (exclusief financials)
Het MM Global Credit Ex Financials Fund – Unhedged kent een passieve beleggingsstijl. Het fonds kan, in tegenstelling tot de benchmark, naar BBB afgewaardeerde obligaties aanhouden om transactiekosten te beperken. Eind 2022 is 8% belegd in obligaties met een rating van BBB+ of BBB. Het aanhouden van deze obligaties had een licht positief effect op het rendement. Transactiekosten hadden een licht negatief effect. Vanwege het besluit dat eind 2021 genomen is om de valutarisico-afdekking via een overlay op naam van de Pensioenkring in te vullen, is begin 2022 de belegging in het ‘hedged’ fonds omgezet in het ‘unhedged’ fonds.

Ontwikkeling bedrijfsobligaties Europa
Het MM Credit Index Fund kent een passieve beleggingsstijl waardoor het rendement normaliter in lijn is met het rendement van de benchmark. In tegenstelling tot de benchmark maakt het fonds kosten bij de transacties om het fonds in lijn te houden met de benchmark waardoor het fonds over het algemeen wat achterblijft bij de benchmark. In 2022 was het rendement van het fonds beter dan van de benchmark. Reden hiervoor is het feit dat de obligaties in het fonds over het algemeen een betere liquiditeit hebben om transactiekosten te beperken en de meer liquide obligaties in 2022 een beperkt beter rendement kenden dan de minder liquide obligaties. Daarnaast had het fonds initieel een lager gewicht in Russische obligaties die de index tegen een prijs van 0 verlieten.

Ontwikkeling Nederlandse hypotheken
Het MM Dutch Mortgage Fund droeg -2,8%-punt negatief bij aan het beleggingsrendement van de Pensioenkring. Het rendement van de belegging in het MM Dutch Mortgage Fund was in 2022 wel beter dan dat van Nederlandse staatsobligaties. De risicopremie van hypotheken was per saldo stabiel in 2022. Het fonds profiteerde gedurende 2022 van de spread van hypotheken ten opzichte van staatsobligaties. Daarnaast was de wat lagere duratie van het fonds ten opzichte van de benchmark positief voor het relatief rendement gezien de aanzienlijke rentestijging in 2022. De huizenmarkt in Nederland was in de tweede helft van 2022 wat zwakker, maar het fonds is goed beschermd door de relatief lage loan-to-value (minder dan 60%). Betalingsachterstanden op hypotheken zijn zeer laag ondanks de gestegen prijzen voor energie.

Ontwikkelingen liquiditeiten
De liquiditeiten worden in een tweetal geldmarktfondsen belegd. Voor het Morgan Stanley Euro Liquidity Fund en het Fidelity Institutional Liquidity Fund was de primaire focus om te kunnen voorzien in liquiditeit vanwege de aanhoudende onzekerheden in de financiële markten. Om dit te bewerkstelligen hield men vast aan een relatief hoge allocatie naar dagelijks opvraagbare deposito’s en posities met een looptijd van maximaal één week. Om te profiteren van de oplopende rente werd gedurende het jaar door deze fondsen meer belegd in posities met een relatief korte looptijd. Het behaalde rendement was licht negatief. 

Toelichting resultaten overlay

De overlay, bestaande uit renteswaps en valutaforwards, heeft voornamelijk als doel om de dekkingsgraad van de Pensioenkring te beschermen tegen financiële risico’s en droeg in 2022 -17,0%-punt bij aan het rendement. De renteswaps droegen negatief bij aan het totale beleggingsresultaat. Dit werd veroorzaakt door een stijging van de swaprente in 2022. De valutarisico-afdekking droeg ook negatief bij, aangezien de Amerikaanse dollar sterker werd ten opzichte van de euro. De Japanse yen en het Britse pond werden juist iets zwakker ten opzichte van de euro.

Attributie beleggingscategorieën eind 2022    
Cijfers in % * Allocatie effect Selectie effect
Aandelen 0,1 -0,3
Private Equity 0,0 0,0
Vastrentende waarden 0,0 0,5
Liquiditeiten 0,0 0,0
Totaal 0,0 0,2

Attributie analyse

De attributie geeft een nadere verklaring van de behaalde out-performance over een bepaalde periode. Dit wordt verklaard door twee elementen:

  • allocatie: out-performance behaald door meer/minder te beleggen (alloceren) in categorieën die het relatief beter/slechter doen ten opzichte van het totaal;
  • selectie: out-performance behaald door binnen de beleggingscategorie bepaalde beleggingen te kiezen die een out-performance behalen ten opzichte van hun respectievelijke benchmark.

Het positieve relatieve rendement wordt met name veroorzaakt door het selectie effect. Het MM Dutch Mortgage Fund zorgde voor de grootste positieve bijdrage aan het selectie effect, namelijk met 0,5%-punt. Echter, binnen de beleggingscategorie aandelen droeg het MM Emerging Markets Fund met -0,2%-punt negatief bij aan het selectie effect.

9.5 Kostentransparantie

Onderstaande overzichten zijn opgesteld conform de Aanbeveling Uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie. Mede op basis van deze aanbevelingen is een deel (voor Stap 30% van de exploitatiekosten) van de uitvoeringskosten voor pensioenbeheer gealloceerd naar de kosten voor vermogensbeheer. Genoemde bedragen zijn vermeld in € 1.000, tenzij anders is aangegeven.

  2022 2021 2022 2021
Soort kosten % * % *
Uitvoeringskosten pensioenbeheer 1.244 1.304 0,13 0,12
Kosten vermogensbeheer 2.402 3.045 0,26 0,27
Transactiekosten 625 859 0,07 0,08
Totaal ** 4.271 5.208 0,46 0,47

De hierboven vermelde kosten zijn uitgedrukt in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen in het betreffende jaar en worden in de volgende paragrafen nader uitgesplitst en toegelicht.

Uitvoeringskosten pensioenbeheer

Deze kosten betreffen de kosten voor pensioenbeheer en de exploitatie van Stap. De wijziging van het weerstandsvermogen wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

  2022 2021 2022 2021
Soort kosten % * % *
Administratiekostenvergoeding 745 819 0,08 0,07
Administratiekostenvergoeding meerwerk 45 12 0,00 0,00
Exploitatiekosten Stap 484 512 0,05 0,05
Distributiekosten 95 130 0,01 0,01
Overige kosten 53 24 0,01 0,00
Allocatie naar kosten vermogensbeheer -178 -193 -0,02 -0,02
Totaal ** 1.244 1.304 0,13 0,11

De administratiekostenvergoeding is in 2022 gedaald als gevolg van de daling van het belegd vermogen en het aantal deelnemers. De administratiekostenvergoeding meerwerk bestaat in 2022 uit een vergoeding voor onder meer het risicobereidheidsonderzoek, het informatieverzoek van AFM voor de toezichtrapportage tweedepijlerpensioen en het verzekeren van risico's. 

De exploitatiekosten en de distributiekosten zijn in 2022 met respectievelijk 28 en 35 afgenomen door de daling van het belegd vermogen. Het aantal deelnemers is gedaald door het vertrek van één werkgever per 1 januari 2022.  De overige kosten zijn in 2022 toegenomen door de onderzoeken die zijn uitgevoerd en doordat er meer mailingen, voor onder meer het risicobereidheidsonderzoek, zijn uitgestuurd. 

Kosten per deelnemer

De uitvoeringskosten pensioenbeheer per actieve deelnemer/pensioengerechtigde zijn in de volgende tabel weergegeven voor het subtotaal en het totaal van de uitvoeringskosten pensioenbeheer.

  2022 2021
Uitvoeringskosten pensioenbeheer    
Totale uitvoeringskosten pensioenbeheer (in € 1.000) 1.244 1.304
Uitvoeringskosten pensioenbeheer per actieve deelnemer/pensioengerechtigde (in €) * 505 516

De kosten per deelnemer zijn ten opzichte van 2021 op totaalniveau gedaald door de daling van de uitvoeringskosten pensioenbeheer.

Voor de kosten per deelnemer/pensioengerechtigden is geen benchmark opgenomen, omdat de meerwaarde van het laten uitvoeren van een benchmark niet opweegt tegen de vergoeding die daarvoor gevraagd wordt. Over 2021 is op basis van een analyse uit de markt* geconstateerd dat de kosten per deelnemer/pensioengerechtigde van de Pensioenkring vergelijkbaar met of lager waren dan voor een pensioenfonds van vergelijkbare omvang als de Pensioenkring.

* Bron: Rapport “Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2021” van LCP van 16 september 2021.

Kosten vermogensbeheer

Het bedrag van 2.402 (2021: 3.045) betreft alle door de Pensioenkring betaalde kosten vermogensbeheer (direct en indirect).

      2022 2021
Kosten vermogensbeheer    
Directe kosten vermogensbeheer     1.272 1.653
Indirecte kosten vermogensbeheer (ten laste van beleggingsresultaat)     1.130 1.392
Totale kosten van vermogensbeheer     2.402 3.045

De directe kosten vermogensbeheer bestaan uit de volgende posten:

  • dienstverlening integraal balansbeheerder:
    beheervergoeding: dit is een vaste beheervergoeding voor het operationeel vermogensbeheer per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie;
    -vergoeding advies, administratie en rapportage: dit is de vergoeding voor de integrale dienstverlening conform de uitbestedingsovereenkomst;
  • overige directe kosten: dit betreft onder andere bankkosten en custody-kosten;
  • allocatie van de exploitatiekosten van Stap die betrekking hebben op vermogensbeheer.

De hoogte van de directe kosten vermogensbeheer (1.272) wijkt af van de weergave in de financiële opstelling (1.505). Een deel van deze directe kosten vermogensbeheer betreffende transactiekosten (87) en deze zijn hierna in de paragraaf "Transactiekosten" verantwoord. Daarnaast wordt een deel van de overige kosten (146) bij de vermogensbeheerder en in het bestuursverslag onder indirecte kosten verantwoord. Het betreft een verschuiving in de weergave en heeft geen invloed op het totaal aan kosten vermogensbeheer.

De indirecte kosten vermogensbeheer bestaan uit kosten die worden gemaakt binnen de onderliggende beleggingsfondsen. Deze bestaan uit de volgende posten:

  • beheervergoeding externe managers: dit is een (basis) vergoeding per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie;
  • performance fee externe managers: dit is een prestatieafhankelijke vergoeding voor het verslaan van de benchmark door een externe manager; 
  • overige kosten: dit betreft onder andere de vergoeding van de bewaarbank, administratiekosten, accountantskosten en juridische kosten. 

De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd in euro’s en als percentage van het gemiddelde van het totaal belegd vermogen. De volgende tabellen geven dit per beleggingscategorie weer. Het aandeel aan geschatte kosten is beperkt. De schattingen zijn gebaseerd op opgaven van externe managers van kosten in onderliggende beleggingsstructuren.

  2022 2021 2022 2021
Categorie beleggingen % * % *
Aandelen 420 855 0,04 0,07
Vastrentende waarden 1.180 1.433 0,13 0,13
Private Equity 79 89 0,01 0,01
Overig 545 477 0,06 0,04
Totaal 2.224 2.854 0,24 0,25
Allocatie vanuit pensioenbeheer 178 191 0,02 0,02
Totaal ** 2.402 3.045 0,26 0,27

De kosten vermogensbeheer zijn als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen in 2022 0,01%-punt lager dan in 2021 (0,27%). Dit is voornamelijk veroorzaakt door de gedaalde prestatieafhankelijke vergoedingen binnen de beleggingen in de categorie aandelen en is voor een deel teniet gedaan door de stijging van de overige kosten in de categorie aandelen. Begin 2022 is de samenstelling van de portefeuille binnen de aandelen ontwikkelde markten gewijzigd. De portefeuilles met wereldwijde aandelen ontwikkelde markten via het MM World Equity Index Fund en het MM World Equity Index Fund - EUR is gewijzigd naar wereldwijde beleggingen in aandelen, waarbij gebruik wordt gemaakt van een best-in-class (ESG) benadering, via het MM World Equity Index SRI Fund. De overige kosten van het laatstgenoemde beleggingsfonds zijn hoger dan de overige kosten van de beleggingsfondsen waar de Pensioenkring gedurende 2021 in participeerde.

Transactiekosten

Deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen, de transactiekosten van discretionaire portefeuilles en de derivatentransacties. Deze kosten zijn in het gerapporteerde rendement verwerkt.

Transactiekosten in beleggingsfondsen zijn wel onderdeel van het rendement, maar worden niet apart gespecificeerd. De transactiekosten zijn als volgt bepaald:

  • aandelen: op basis van directe transactiekosten zoals commissie en belastingen en indirecte geschatte kosten zoals spread en marktimpact. Indien deze kosten niet aanwezig zijn worden deze vastgesteld op basis van schattingen;
  • vastrentende waarden en derivaten: van vastrentende waarden zijn de transactiekosten slechts bij benadering vast te stellen. Deze kosten zijn niet zichtbaar bij aan- en verkopen, maar zijn een impliciet onderdeel van de spread tussen bied- en laatkoersen. Binnen deze fondsen worden de transactiekosten geschat op basis van de gemiddelde spread gedurende het jaar en de som van aan- en verkopen;

De (geschatte) transactiekosten, waaronder ook de kosten voor toe- en uittreding vallen, worden gerapporteerd in euro’s en als een percentage van het gemiddelde van het totaal belegd vermogen.

  2022 2021 2022 2021
Categorie beleggingen % * % *
Aandelen 208 89 0,02 0,01
Vastrentende waarden 239 329 0,03 0,03
Overig 178 441 0,02 0,04
Totaal ** 625 859 0,07 0,08

In bovenstaande kosten is een bedrag van 161 (2021: 27) begrepen voor toe-en uittredingskosten van de Pensioenkring. Het restant werkelijke en geschatte betreft transactiekosten van de beleggingen.

De transactiekosten in 2022 zijn 0,01%-punt lager dan vorig jaar (2021: 0,08%). Deze daling is voornamelijk veroorzaakt, doordat de transactiekosten van derivaten zijn gedaald ten opzichte van vorig jaar, omdat er minder bijsturingstransacties hebben plaatsgevonden. Deze daling is deels teniet gedaan door een stijging van de transactiekosten binnen de categorie aandelen, veroorzaakt door een wijziging in de samenstelling van de aandelenportefeuille. Hierdoor zijn de toe- en uittredingskosten binnen de aandelenportefeuille gestegen ten opzichte van vorig jaar. Daarnaast zijn de transactiekosten van het MM World Equity Index SRI Fund hoger dan die van het MM World Equity Index Fund en het MM World Equity Index Fund - EUR.

Beleggingskosten en relatie rendement, risico en kosten

De totale kosten vermogensbeheer in 2022 bedroegen 0,26% van het gemiddeld belegd vermogen. Van deze totale kosten bestaat -0,01%-punt uit prestatieafhankelijke vergoedingen. Een deel van de beleggingsportefeuille wordt namelijk actief beheerd, met als uitgangspunt dat actief beheer voor de geselecteerde beleggingscategorieën op termijn een hoger rendement oplevert.

Het gerealiseerd relatief rendement op de actieve beleggingen was in 2022 negatief, waardoor de actieve beleggingen niet hebben bijgedragen aan een hoger rendement. Omdat de performance fee op transactiebasis wordt berekend, zijn de totale kosten uit prestatieafhankelijke vergoedingen dit jaar negatief.

Op totaalniveau is het actief risico in de beleggingsportefeuille beperkt. De ex-ante tracking error bedraagt eind 2022 op jaarbasis 0,2%. Een tracking error van 0,2% geeft aan dat de kans dat het rendement van de portefeuille met maximaal 0,2% afwijkt van het rendement van de benchmark ongeveer 66,7% is. En er is ongeveer 5% kans dat de portefeuille met meer dan 0,4% (twee maal de tracking error) afwijkt van de benchmark.

Om het effect van de kosten in relatie tot het totale rendement van de Pensioenkring te duiden, geeft onderstaande grafiek weer welke kosten onderdeel uitmaken van het gerapporteerde rendement van de Pensioenkring en welke kosten hier buitenvallen. Ter vergelijking worden hierbij de cijfers over het voorgaande boekjaar getoond.

Toelichting grafiek:  
Netto rendement Rendement na kosten binnen en buiten de beleggingen.
Kosten niet in gerapporteerd rendement Kosten die buiten de beleggingsportefeuille om betaald zijn.
Gerapporteerd rendement Gerapporteerd rendement van de beleggingen
Kosten in gerapporteerd rendement Kosten binnen de beleggingen (vermogensbeheer en transactiekosten).
Bruto rendement Rendement zonder het effect van kosten.

Uitvoeringskosten en oordeel Bestuur

Het Bestuur van Stap vindt kostenbeheersing belangrijk. Daarom streeft het Bestuur naar een acceptabel kostenniveau in verhouding tot de kwaliteit van de uitvoering en besteedt het Bestuur aandacht aan de beheersing van de uitvoeringskosten voor pensioenbeheer en vermogensbeheer.

Jaarlijks wordt voor de Pensioenkring een begroting opgesteld. De realisatie van de uitvoeringskosten wordt door het Bestuursbureau gemonitord via de maand- en kwartaalrapportages van pensioenbeheer en vermogensbeheer. Op basis van de kwartaalrapportages en via een evaluatie van de uitbestedingsovereenkomsten wordt tevens de kwaliteit van de uitvoering gemonitord.

Het Bestuur heeft de uitvoeringskosten beoordeeld en vastgesteld dat deze verklaarbaar en acceptabel zijn in het licht van de gemaakte afspraken en op basis van een analyse uit de markt(3).

(3) Bron: Rapport “Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2021” van LCP van 16 september 2021.

9.6 Financiële positie en herstelplan (FTK)

Dekkingsgraden

In 2022 is de rentetermijnstructuur (RTS) gestegen, waardoor de technische voorzieningen (TV) van de Pensioenkring zijn gedaald. De invoering van de tweede stap van de Ultimate Forward Rate (UFR) per 1 januari 2022 heeft dit effect licht getemperd. Per saldo heeft de rente in 2022 een positief effect gehad op de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Een negatief beleggingsrendement van -29,8% en de toeslagverlening die eind 2022 heeft plaatsgevonden, zorgden daarentegen voor een daling van de feitelijke dekkingsgraad. Uiteindelijk is de feitelijke dekkingsgraad in 2022 gedaald van 113,3% naar 112,7%.

De beleidsdekkingsgraad is in 2022 gestegen van 108,7% naar 111,2% en is hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen van 112,6%. Daarmee is ultimo 2022 sprake van een toereikende solvabiliteit. Eind 2022 bedraagt de dekkingsgraad op basis van marktrente 112,5%. De dekkingsgraad op basis van marktrente wordt bepaald door het pensioenvermogen te delen door de TV op marktwaarde.

Dekkingsgraad- en renteniveaus    
Cijfers in % 2022 2021
Beleidsdekkingsgraad 111,2 108,7
Feitelijke Dekkingsgraad 112,7 113,3
Dekkingsgraad op basis van marktrente 112,5 110,5
Reële dekkingsgraad 84,2 87,9
Minimaal vereiste dekkingsgraad 104,1 104,1
Vereiste dekkingsgraad 112,6 113,5
Rekenrente vaststelling TV 2,60 0,56

Herstelplan

De Pensioenkring hoefde in 2022 geen herstelplan meer in te dienen, omdat de feitelijke dekkingsgraad (113,8%) in eerste instantie per 31 december 2021 hoger lag dan de dekkingsgraad die hoorde bij het vereist vermogen (113,5%) per 31 december 2021.  Daarmee was Multi-client Pensioenkring 2 uit herstel. Uiteindelijk was de definitieve feitelijke dekkingsgraad (113,3%) iets lager uitgekomen, maar dat heeft geen gevolgen meer gehad en de Pensioenkring bleef uit herstel.

De situatie is eind 2022 ongewijzigd, omdat de feitelijke dekkingsgraad per 31 december 2022 (112,7%) hoger ligt dan de vereiste dekkingsgraad per 31 december 2022 (112,6%).

Minimaal vereist vermogen

Indien de beleidsdekkingsgraad gedurende vijf achtereenvolgende jaren (6 peilmomenten) lager is dan het vermogen dat hoort bij het minimaal vereist vermogen, dienen de pensioenaanspraken en -rechten te worden gekort. Dit betreft de korting op basis van de Maatregel minimaal vereist eigen vermogen (de zogenoemde MVEV-korting). Het korten is hierbij onvoorwaardelijk, maar mag worden verdeeld over (maximaal) 10 jaar.

Ultimo 2022 is de beleidsdekkingsgraad (111,2%) hoger dan de dekkingsgraad die hoort bij het minimaal vereist vermogen (104,1%). De MVEV-korting is per 31 december 2022 voor Multi-client Pensioenkring 2 dus niet aan de orde.

Toekomst Bestendig Indexeren (TBI)

Vanuit het wettelijk kader is toekomstbestendigheid het uitgangspunt voor toeslagverlening. Dit houdt onder meer in dat het beschikbare vermogen boven een beleidsdekkingsgraad van 110,0% bepalend is om een bepaalde toeslag levenslang, toe te kunnen kennen. De levenslange toeslag wordt bepaald op grond van het verwachte gemiddelde toekomstige consumentenprijsindexcijfer voor alle bestedingen afgeleid. De grens voor Toekomst Bestendig Indexeren (TBI-grens) is de grens waarbij de Pensioenkring op basis van toekomstbestendige toeslagverlening de volledige toeslag kan toekennen. Deze grens was voor Multi-client Pensioenkring 2 per 30 september 2022 gelijk aan 140,8%.  

Toeslagbeleid

Het toeslagbeleid van Multi-client Pensioenkring 2 is voorwaardelijk. De toeslag op de pensioenaanspraken en -rechten van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt gebaseerd op de wijziging van het consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens (afgeleid). Dit wordt bepaald aan de hand van de wijziging van de index over de maand september van het jaar voorafgaande aan de toeslagverlening en de maand september van het daaraan voorafgaande jaar. 

Een negatieve inflatie (deflatie) zal niet leiden tot een neerwaartse aanpassing. Het toeslagpercentage zal alsdan gesteld worden op 0. Een eventuele deflatie in enig jaar zal bij het vaststellen van de cumulatieve toeslagachterstand wel in aanmerking genomen worden. Het streven is een realistisch toeslagbeleid op basis van het consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens (afgeleid). Het beleid is erop gericht om op de lange termijn 50% van de stijging van de prijsindex door middel van toeslagen te compenseren.

Per 31 december 2022 is een toeslag van 0,84% (2021: 0,00%) verleend aan de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van Multi-client Pensioenkring 2. De gemiste toeslag bedraagt 16,32% per 31 december 2022.

Daarnaast zijn er toeslagen verleend uit de toeslagendepots. Per 31 december 2021 is aan de deelnemers van toeslagendepot A (Sanoma), toeslagendepot B (Fresenius) en toeslagendepot C (Invista) respectievelijk een toeslag toegekend van 2,44%, 2,57% en 0,50%. Tenslotte is er 31 december 2022 aan de deelnemers van toeslagendepot B (Fresenius) nog een toeslag verleend van 3,06%. 

Richtlijnen voor toeslagen

Voor het toeslagbeleid van Multi-client Pensioenkring 2 worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Het toeslagbeleid is voorwaardelijk en afhankelijk van het behaalde beleggingsrendement op lange termijn. Dit komt tot uitdrukking in de hoogte van de beleidsdekkingsgraad van de Pensioenkring.
  • Met behaald beleggingsrendement wordt bedoeld het beleggingsrendement dat resteert na de toevoeging aan de technische voorzieningen van het benodigde rendement en de wijziging van de rentetermijnstructuur. Dit rendement wordt jaarlijks verwerkt via het eigen vermogen van de Pensioenkring. De te verlenen toeslag is daarmee in feite afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad (BDG) op enig moment.
  • Toeslagen worden gegeven op grond van een toekomstbestendige toeslagverlening. Dit houdt in beginsel het volgende in:
    • Bij een BDG die lager is dan 110% worden er geen toeslagen verleend;
    • Bij een BDG boven de TBI-grens kan de volledige toeslag worden gegeven;
    • Bij een BDG tussen de 110% en de TBI-grens kan een toeslag worden gegeven die naar verwachting in de toekomst te realiseren is (ongeveer naar rato). 
  • De BDG wordt bepaald door het gemiddelde van de feitelijke dekkingsgraden te nemen over de afgelopen 12 maanden. De BDG per 30 september is leidend voor de bepaling van de toeslag.
  • De TBI-grens wordt jaarlijks bepaald door het vermogen vast te stellen wat nodig is boven een BDG van 110% om een levenslange samengestelde toeslag van de CPI te geven.
  • Inhaaltoeslagen kunnen gegeven worden indien de BDG hoger is dan de TBI-grens en het vereist eigen vermogen-niveau.
  • Het Bestuur heeft de discretionaire bevoegdheid om binnen de wettelijke grenzen van de berekende toeslag af te wijken.

Inhaaltoeslag

Wanneer de BDG boven de TBI-grens uitkomt, mag 20% van het vermogen boven deze grens gebruikt worden voor het ongedaan maken van kortingen en of het inhalen van gemiste toeslagen. Het inhalen van een eventuele indexatieachterstand en herstel van kortingen zal in onderstaande volgorde worden toegepast:

  • volledige toeslagverlening;
  • herstel van kortingen;
  • inhaal van indexatieachterstand.

9.7 Actuariële paragraaf

Het verloop van de technische voorzieningen werd voor een groot deel bepaald door de bewegingen van marktrentes en beleggingsrendementen en de verleende toeslagen.

In onderstaande tabel staat een analyse van het actuariële resultaat. Hierbij worden de actuariële uitgangspunten van de Pensioenkring vergeleken met de werkelijke actuariële ontwikkelingen over het verslagjaar. De bedragen wijken af van de bedragen in de jaarrekening, die boekhoudkundig zijn bepaald.

(bedragen x € 1.000)    
Categorie resultaat 2022 2021
Resultaat op beleggingen -338.475 44.033
Resultaat op wijziging RTS 299.174 73.011
Resultaat op premie 651 91
Resultaat op waardeoverdrachten -39 1.098
Resultaat op kosten 106 -57
Resultaat op uitkeringen -16 -18
Resultaat op kanssystemen -53 1.734
Resultaat op toeslagverlening -5.323 1.383
Resultaat op overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen 2.137 -8.645
Resultaat op andere oorzaken -791 -1.093
Totaal saldo van baten en lasten -42.629 111.537

Toelichting actuarieel resultaat

In 2022 zijn de volgende belangrijke effecten in het actuarieel resultaat te onderscheiden. Genoemde bedragen zijn vermeld in € 1.000, tenzij anders is aangegeven.

Beleggingen

Onder beleggingsrendementen worden verstaan:

  • alle directe en indirecte beleggingsopbrengsten inclusief kosten van het vermogensbeheer;
  • de benodigde intresttoevoeging aan de technische voorzieningen. Deze wordt vastgesteld aan de hand van de eerstejaars ‘spot rate’ uit de door DNB gepubliceerde RTS per jaar aan de start van de analyseperiode.

Het resultaat op beleggingen in het boekjaar bedraagt -338.475. Op dit resultaat is uitgebreid ingegaan in het hoofdstuk ‘Vermogensbeheer’. Het resultaat op beleggingen draagt in 2022 negatief bij aan de ontwikkeling van dekkingsgraad.

Wijziging rentetermijnstructuur (RTS)

De RTS ultimo 2022 ligt gemiddeld genomen boven de RTS ultimo 2021. Wanneer beide curves worden uitgedrukt in één gemiddeld rentepercentage is de rente in 2022 met circa 2,03%-punt gestegen. Dit heeft geleid tot een afname van de technische voorzieningen en dus tot een positief resultaat. Het resultaat hiervan bedraagt 299.874.

Daarnaast heeft DNB in 2020 besloten om de nieuwe UFR-methode gefaseerd in te voeren. De invoering van de tweede stap heeft per 1 januari 2022 plaatsgevonden. Hiervan is het resultaat -700. Het totaal resultaat van de wijziging van de rente bedraagt 299.174.

Kanssystemen

Aan het vaststellen van de technische voorzieningen liggen kanssystemen ten grondslag. De belangrijkste zijn sterfte en arbeidsongeschiktheid. Het resultaat op kanssystemen bedraagt -53.

Toeslagverlening

Per 31 december 2022 is een toeslag van 0,84% (2021: 0,00%) verleend aan de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van Multi-client Pensioenkring 2. 

Daarnaast zijn er toeslagen verleend uit de toeslagendepots. Per 31 december 2021 is aan de deelnemers van toeslagendepot A (Sanoma), toeslagendepot B (Fresenius) en toeslagendepot C (Invista) respectievelijk een toeslag toegekend van 2,44%, 2,57% en 0,50%. Tenslotte is er 31 december 2022 aan de deelnemers van toeslagendepot B (Fresenius) nog een toeslag verleend van 3,06%. Het resultaat op toeslagverlening in het boekjaar bedraagt -5.323.

Overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen

Het resultaat op overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen bedraagt 2.137. Dit resultaat wordt veroorzaakt door de overgang naar de Prognosetafel AG2022 (-5.415) en de actualisatie van de kostenvoorziening (7.552).

Kostendekkende premie

De kostendekkende premie bestaat uit een actuarieel benodigde premie voor de pensioenopbouw, de risicodekkingen voor overlijden en arbeidsongeschiktheid en de opslag voor uitvoeringskosten. 

In de volgende tabel is een overzicht met de premies opgenomen. De kostendekkende premie is berekend op basis van de rentetermijnstructuur. Voor de vaststelling van de gedempte premie wordt uitgegaan van het verwachte rendement. De berekening van de gedempte premie is gebaseerd op een verwacht rendement op basis van het huidige beleggingsbeleid, de looptijdsafhankelijke rendementscurve en de in te rekenen toeslagopslag van 2% als bedoeld in het nieuwe Financieel Toetsingskader Pensioenen. Deze curve geldt voor de periode 1 januari 2018 tot 1 januari 2023.

Premie voor risico Pensioenkring        
(bedragen x € 1.000)   Premie
RTS
Premie
gedempt
Premie
feitelijk
Actuarieel benodigde premie voor inkoop
onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling
regulier 7.064 3.011 7.258
  risicopremie
overlijden
304 304 304
Opslag voor toekomstige uitvoeringskosten   267 152 267
De risicopremie voor WIA-excedent en premievrijstelling bij invaliditeit   269 269 269
Solvabiliteitsopslag   954 407 726
Actuarieel benodigd voor voorwaardelijke inkoop     1.743  
Toetswaarde premie   8.858 5.886 8.824
         
Overige premie        
Afrekening vorig boekjaar       20
Opslag weerstandvermogen       16
Totaal   8.858 5.886 8.860

De Pensioenkring voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte premie. 

Vereist vermogen

Het vereist vermogen is gebaseerd op de strategische portefeuilles en is vastgesteld op 112,6%. Indien het vereist vermogen bepaald zou zijn op basis van de actuele portefeuille zou deze uitkomen op 113,9%.

9.8 Risicoparagraaf

Bij het bepalen van het beleid en het nemen van belangrijke besluiten maakt het Bestuur een afweging tussen risico, rendement en beheersing van de risico’s. Daarbij heeft het Bestuur bovendien grenzen (risicobereidheid) gedefinieerd aan de omvang van de risico’s. Het beleid is vastgelegd in de ABTN van de Pensioenkring. In 2022 zijn geen wijzigingen aangebracht in de risicobereidheid van de Pensioenkring.

Integraal Risicomanagement

In het hoofdstuk Integraal Risicomanagement van Stap is de beschrijving van het Integraal Risicomanagement op instellingsniveau opgenomen. Deze beschrijving is van toepassing op  alle Pensioenkringen. 

Doelstellingen en risicobereidheid

Op het niveau van de Pensioenkringen zijn specifieke doelstellingen voor de Pensioenkringen bepaald. Hierbij is een verdeling gemaakt naar financiële en niet-financiële doelstellingen. Om deze doelstellingen te behalen is per Pensioenkring de risicobereidheid bepaald. In onderstaande tabel wordt de risicobereidheid voor de doelstellingen op het niveau van de Pensioenkring weergegeven. Voor de risicobereidheid bij de doelstellingen op het niveau van Stap wordt verwezen naar het hoofdstuk Integraal Risicomanagement. 

Doelstelling niveau Pensioenkring Risicobereidheid Multi-client Pensioenkring 2
Financiële doelstellingen  
Verantwoorde pensioenopbouw binnen de Pensioenkring. De minimale premiedekkingsgraad van Multi-client Pensioenkring 2 voldoet aan de uitgangspunten van het premiebeleid.

Behoud nominale aanspraken binnen de Pensioenkring. Risicobereidheid op korte termijn:
Risicobereidheid op korte termijn wordt uitgedrukt in termen van het vereist eigen vermogen (VEV) en is gelijk aan 14% met een bandbreedte tussen 12% en 16%. Het VEV wordt hierbij berekend op de door DNB voorgeschreven methode.

Streven naar waardevast houden van pensioenrechten.

Specifiek voor Multi-client Pensioenkring 2 is dit vertaald naar: een voorwaardelijke toeslagambitie van 50% van de maatstaf. De maatstaf wordt jaarlijks vastgesteld als de procentuele jaarstijging van het consumentenprijsindexcijfer (CPI alle huishoudens afgeleid) per 30 september.
Risicobereidheid op korte termijn:
Risicobereidheid op korte termijn wordt uitgedrukt in termen van VEV en is gelijk aan 14% met een bandbreedte tussen 12% en 16%. Het VV wordt hierbij berekend op de door DNB voorgeschreven methode.

Risicobereidheid op lange termijn:
Passend binnen de gestelde grenzen uit de “aanvang” haalbaarheidstoets. Gebaseerd op de voorgeschreven uitgangspunten en parameters van de haalbaarheidstoets (hierna: “HBT”) is een drietal beleidskaders geformuleerd:
⚫ Vanuit de financiële positie waarbij aan het VEV wordt voldaan, is de ondergrens op fondsniveau van het verwachtpensioenresultaat 85% voor de mediaan uit de HBT.
⚫ Vanuit de actuele financiële positie aan het einde van een boekjaar, is de ondergrens op fondsniveau van het verwacht pensioenresultaat 85% voor de mediaan uit de HBT op actuele financiële positie;
⚫ Vanuit de actuele financiële positie is de afwijking voor het 5% worst case scenario maximaal 29%.





Niet-financiële doelstellingen  
Adequate communicatie.

Specifiek voor Multi-client Pensioenkring 2 is dit vertaald naar:
1. Een proactieve en inzichtelijke deelnemerscommunicatie zodat deelnemers bewust zijn van hun pensioeninkomen en in staat zijn naar eigen inzicht keuzes te maken over hun pensioen.
2. Kennis en inzicht verschaffen aan de werkgever voor een passende arbeidsvoorwaarde pensioen.

De risicobereidheid is risicoavers. Uitgangspunt is dat alle deelnemers en werkgever juist, volledig en tijdig geïnformeerd worden.

Financieel crisisplan

Voor de Pensioenkring is een financieel crisisplan opgesteld. In dit financieel crisisplan zijn maatregelen beschreven die het Bestuur kan inzetten wanneer op korte termijn de financiële positie van de Pensioenkring zich bevindt op of snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstellingen van de Pensioenkring in gevaar komt. Het financieel crisisplan vormt hiermee een handleiding voor het Bestuur voor de wijze waarop het zal handelen. Het financieel crisisplan is onderdeel van de ABTN en wordt jaarlijks getoetst en waar nodig aangepast aan de actualiteit. 

Risico-inschatting en -beheersing

Zoals in het hoofdstuk Integraal Risicomanagement is benoemd identificeert en beoordeelt het Bestuur van Stap de risico's van Stap en de Pensioenkringen op een gestructureerde wijze met een RSA. De geïdentificeerde risico's worden door het Bestuur kwalitatief beoordeeld voor de kans dat deze risico’s zich manifesteren, alsmede voor de impact die deze risico’s hebben op het behalen van de doelstellingen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar het bruto risico, het netto risico en de risico reactie. Zo wordt er inzicht verkregen in de risico's die Stap loopt, welke beheersmaatregelen zijn genomen en de effectiviteit daarvan, evenals in de beheersmaatregelen die nog genomen moeten worden of gewenst zijn.

Voor boekjaar 2022 heeft de RSA begin 2022 plaatsgevonden op het niveau van Stap en op het niveau van de Pensioenkringen. De RSA betreft alle risico´s die Stap onderscheidt. Daaronder zijn de Systematische Integriteitrisicoanalyse (SIRA) en het risico self assessment voor ICT (RSA ICT) als bijzondere aandachtsgebieden begrepen.

Risico's met mogelijke impact op financiële positie Pensioenkring

Elke Pensioenkring heeft te maken met financiële risico’s om haar doelstellingen behalen. Het Bestuur is van mening dat door het inzetten van effectieve beheersmaatregelen de impact op een ongunstige gebeurtenis wordt verkleind. Hieronder wordt voor de belangrijkste financiële risico’s toegelicht wat de impact van deze mogelijk ongunstige gebeurtenissen is op de financiële positie van de Pensioenkring.

Solvabiliteitsrisico

Het belangrijkste risico van de Pensioenkring is het solvabiliteitsrisico. Dit is het risico dat de Pensioenkring op lange termijn de pensioenverplichtingen niet kan nakomen. Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient de Pensioenkring over voldoende buffers in het vermogen te beschikken. De vereiste buffers voor het vereist eigen vermogen worden vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets. Ook wordt door middel van een ALM-studie inzicht verkregen in de toekomstige ontwikkeling van de solvabiliteit. In een ALM-studie wordt namelijk het premiebeleid, het toeslagbeleid en het beleggingsbeleid integraal getoetst.

Matchings-/Renterisico

De Pensioenkring 2 loopt renterisico over de verplichtingen, omdat de verplichtingen in waarde veranderen als gevolg van mutaties in de marktrente. Om dit risico af te dekken maakt de Pensioenkring gebruik van vastrentende waarden en renteswaps. Wanneer de rente daalt zullen de verplichtingen toenemen, maar daar staat een waardestijging van de afdekkingsportefeuille tegenover. Hiermee wordt het renterisico dat een Pensioenkring loopt (deels) afgedekt. Het percentage van het renterisico van de verplichtingen dat wordt afgedekt is afhankelijk van het renteniveau. Via een rentestaffel wordt bij lagere renteniveaus een lager percentage van het renterisico afgedekt en vice versa bij hogere renteniveaus. Rondom de strategische mate van renteafdekking wordt een bandbreedte van 3%-punt boven en onder dit gewicht gehanteerd. Binnen deze marges kan de mate van renteafdekking vrij bewegen zonder aanvullende maatregelen te nemen. Wanneer de mate van renteafdekking zich buiten deze marges bevindt vindt bijsturing plaats.

Naast het risico dat het algehele renteniveau daalt, bestaat ook het risico dat de beleggingen de waarde mutatie van de verplichtingen niet kunnen opvangen vanwege rentemutaties die per looptijd verschillend zijn (curverisico). Rentes met korte looptijden (0 tot 5 jaar) kunnen namelijk anders bewegen dan rentes met langere looptijden (bijvoorbeeld 30 jaar). Om dit risico te beheersen maakt de Pensioenkring gebruik van bandbreedtes per looptijdbucket. Per looptijdbucket wordt gemonitord of de afdekking van het renterisico zich binnen de vooraf gestelde bandbreedtes bevindt. Wanneer de gestelde bandbreedte wordt overschreden vindt bijsturing plaats.

De volgende figuur toont de gerealiseerde afdekking van het renterisico ten opzichte van de strategische afdekking van het renterisico en de ex-ante mate van afdekking van het renterisico, zoals op de laatste dag van de voorgaande maand is vastgesteld. Zichtbaar is dat gedurende 2022 zowel de benchmark voor de afdekking van het renterisico als de werkelijke afdekking van het renterisico zich dicht bij strategische mate van afdekking van het renterisico bevonden. Indien de benchmark voor de afdekking van het renterisico zich buiten de bandbreedte (+/- 3%-punt) bevindt, worden transacties uitgevoerd om de afdekking van het renterisico bij te sturen naar de strategische mate van de afdekking van het renterisico.

Toelichting grafiek:

  • De blauwe balken tonen de ex-ante mate van afdekking van het renterisico (benchmark afdekking) zoals op maandeinde van de voorgaande maand is vastgesteld. In feite is dit de verwachte afdekking van het renterisico gedurende de daarop volgende maand. De benchmark afdekking van het renterisico wordt bepaald aan de hand van de actuele rentegevoeligheid van renteswaps en beleggingen die een onderdeel zijn van de matching portefeuille en de actuele rentegevoeligheid van de verplichtingen. Deze waarde is weergegeven in de horizontale as.
  • De rode horizontale strepen tonen de strategisch gewenste mate van afdekking van het renterisico. De strategische mate van afdekking van het renterisico is afhankelijk van de huidige rentestand. Periodiek wordt gemonitord of de benchmark afdekking van het renterisico zich binnen de bandbreedtes rondom de strategische mate van afdekking van het renterisico bevindt.
  • De gele balken tonen de waardeontwikkeling van de vastrentende waarden en renteswaps als gevolg van de rentemutatie (exclusief het spreadrendement). 
  • De afdekking van het renterisico wordt maandelijks berekend door de rentegevoeligheid van de beleggingen te delen door de rentegevoeligheid van de verplichtingen.

Gedurende 2022 hebben zich de volgende gebeurtenissen voor dit risico voorgedaan: 

  • De marktrente is in 2022 gestegen. Als gevolg van het dynamisch rente-afdekkingsbeleid is de afdekking van het renterisico stapsgewijs verhoogd.
  • Het Bestuur van Stap heeft in 2022 met instemming van het Belanghebbendenorgaan van de Pensioenkring besloten om voorlopig de afdekking van het renterisico te fixeren op 70%.

Marktrisico

Marktrisico is het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële instrumenten. Voor de Pensioenkring heeft dit risico betrekking op de portefeuille zakelijke waarden. Het risico van de vastrentende waarden valt onder het krediet- en renterisico. De portefeuille zakelijke waarden bestaat uit beleggingen in aandelen die wereldwijd zijn belegd. Door de spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt en dat is daarmee één van de belangrijkste mitigerende beheersmaatregelen. 

Daarnaast is de periodieke ALM-studie een belangrijk beheersingsinstrument om vast te stellen of gekozen portefeuille met zakelijke waarden voldoet aan het gewenste risico versus rendementsafweging.

Scenario’s dekkingsgraad voor markt- en renterisico per eind 2022
De volgende tabel geeft de gevoeligheid van de dekkingsgraad (op basis van de rentetermijnstructuur inclusief UFR) weer voor het rente- en aandelenrisico waarbij beide risico’s zich gecombineerd voordoen. De actuele portefeuille geldt als uitgangspunt. Dat wil zeggen dat de actuele mate van afdekking van het renterisico wordt gehanteerd. Er wordt verondersteld dat beide risico’s zich manifesteren als een instantane schok, dus als een schok ineens zonder tussenstappen. De afdekking van het renterisico blijft dan ook in de gehele schok hetzelfde en wordt dus niet gedurende de schok aangepast conform de rentestaffel. Verder wordt verondersteld dat de andere beleggingen onveranderd blijven. De aandelenkoersen variëren hierbij tussen de -20% en +20%. De rente varieert tussen -1,5% en +1,5% ten opzichte van het renteniveau op het einde van de maand.

Rente -1,5% -1,0% -0,5% 0,0% 0,5% 1,0% 1,5%
Aandelen              
20% 110,2 112,8 115,6 118,6 121,7 125,0 128,4
10% 107,9 110,3 112,9 115,7 118,6 121,6 124,8
0% 105,6 107,8 110,2 112,7 115,4 118,3 121,2
-10% 103,3 105,4 107,5 109,8 112,3 114,9 117,6
-20% 101,1 102,9 104,8 106,9 109,2 111,5 114,0

Gedurende 2022 hebben zich de volgende gebeurtenissen voor dit risico voorgedaan:

  • Naast het renterisico vormde het zakelijke waarden risico in 2022 het grootste risico voor de Pensioenkring. Een schok (volgens de in de standaardtoets van DNB gedefinieerde negatieve gebeurtenis), die zich met een kans van 2,5% geïsoleerd kan voordoen, leidt tot een significant effect op de dekkingsgraad op basis van de UFR. Van de geïsoleerde schokken vormt het zakelijke waarden risico het grootste risico voor de dekkingsgraad.
  • Afgelopen jaar eindigden de aandelenmarkten op een verlies. Aandelenkoersen in ontwikkelde markten daalden met circa 13% (gemeten in lokale valuta). Het jaar 2022 stond in het teken van een negatief sentiment als gevolg van de oorlog in Oekraïne en de opgelopen inflatie. De centrale banken verhoogden in 2022 de rente om de inflatie omlaag te brengen. Het verkrappende beleid van de centrale banken resulteerde in een ongunstig klimaat voor zakelijke waarden categorieën en dat leverde een negatieve bijdrage aan de dekkingsgraadontwikkeling. De flink gestegen rente had uiteindelijk een positief effect op de dekkingsgraad.

Valutarisico

De verplichtingen van de Pensioenkring luiden in euro’s. Binnen de beleggingsportefeuille wordt wereldwijd belegd. Hierdoor ontstaat valutarisico. Valutarisico is het risico dat de beleggingsportefeuille in waarde daalt als gevolg van het zwakker worden van vreemde valuta ten opzichte van de euro. Afhankelijk van de beleggingscategorie is de valuta van notering niet per definitie een goede indicatie voor het daadwerkelijke valutarisico. Voor obligaties geldt normaliter dat de valuta van notering een goede indicatie is van het daadwerkelijke valutarisico omdat de te verwachten kasstromen vaststaan in de valuta van notering. Dit pleit voor het afdekken van vreemde valuta voor obligaties. Binnen obligaties opkomende markten mag maximaal voor 20% in lokale valuta worden belegd. Beleggingen in lokale valuta worden voor de afdekking van het valutarisico beschouwd als USD beleggingen en worden dan ook conform het beleid voor de USD voor 100% afgedekt. Aandelen zijn aan meerdere directe en indirecte valutarisico’s onderhevig en de valuta van notering is steeds meer slechts een rapportagevaluta. Dit geldt vooral voor multinationals. Het internationale karakter van ondernemingsactiviteiten pleit voor het slechts deels afdekken van het valutarisico van aandelen. Daarom wordt binnen de categorie aandelen de exposure naar USD, GBP en JPY voor 50% afgedekt.

De Pensioenkring dekt valutarisico af door middel van een overlay. De bandbreedtes rondom de strategische afdekkingspercentages bedragen +/- 10%.

Het afdekken van valutarisico brengt verschillende kosten met zich mee. Deze zijn grofweg in vier categorieën onder te verdelen:

  • Het renteverschil tussen de twee valuta. Indien de risicovrije rente in vreemde valuta hoger is, worden de kosten voor het afdekken ook hoger;
  • Een cross currency basisspread, die het gevolg is van liquiditeit en vraag/aanbod;
  • Transactiekosten voor het afsluiten/tegensluiten van de benodigde derivaten;
  • Operationele kosten voor het mogelijk maken en beheer van valutarisico-afdekking.

Een belangrijke kostencomponent in de afdekking van het valutarisico is het renteverschil tussen de rente in het land van de betreffende valuta en de rente in de Eurozone. Hoe groter dit verschil, hoe groter de kosten. Omdat de theorie die stelt dat de wisselkoers dit renteverschil goed zal maken in praktijk niet volledig opgaat, kan dit renteverschil als een verwachte kostenpost of opbrengst bestempeld worden.

Kredietrisico

Kredietrisico is het risico dat tegenpartijen van de Pensioenkring hun verplichtingen niet of niet volledig nakomen. De Pensioenkring loopt tegenpartijrisico op de tegenpartijen voor derivaten en heeft het tegenpartijrisico voor derivaten deels gemitigeerd door gebruik te maken van central clearing en uitwisselen van onderpand.

Daarnaast loopt de Pensioenkring kredietrisico op de beleggingen in vastrentende waarden. Door te beleggen in breed gespreide portefeuilles met bedrijfsobligaties, staatsobligaties opkomende markten en Nederlandse hypotheken wordt het specifieke risico van individuele debiteuren beheerst. De risico’s van deze categorieën voor de balans van de Pensioenkring zijn meegewogen in de ALM-studie. Ter compensatie van de exposure naar kredietrisico wordt naar verwachting een risicopremie verdiend.

Liquiditeitsrisico open Pensioenkring

Pensioenkringen kennen drie bronnen van liquiditeitsbehoefte: pensioenuitkeringen, onderpand voor derivaten en efficiënt portefeuillebeheer. Het primaire belang is om aan de financiële verplichtingen (pensioenuitkeringen en onderpand derivaten) te voldoen. De Pensioenkring is een open Pensioenkring met premie-inkomsten. Dit betekent dat de uitkeringen vanuit de premie-inkomsten en aanvullend vanuit de kasstromen van de vastrentende waarden en het belegd vermogen gefinancierd dienen te worden. 

De beleggingsportefeuille van de Pensioenkring is voor het grootste deel belegd in liquide beleggingscategorieën, die snel verkocht kunnen worden. Daarnaast worden kasbuffers aangehouden voor de uitvoering van operationele activiteiten en het beheer van onderpand uit hoofde van het gebruik van derivaten. Eén keer per jaar, in het kader van de beleggingsplancyclus, wordt voor de Pensioenkring een liquiditeitstoets uitgevoerd. Binnen de liquiditeitstoets wordt gekeken in hoeverre de portefeuille past binnen de grenzen van het liquiditeitsbudget.

Verzekeringstechnisch risico

Het verzekeringstechnisch risico heeft betrekking op alle verzekeringstechnische grondslagen die voor de Pensioenkring een risico vormen. Het belangrijkste verzekeringstechnisch risico voor de Pensioenkring is het langlevenrisico. Dit betreft het risico dat deelnemers langer leven dan verondersteld bij de vaststelling van de technische voorzieningen. Bij de vaststelling van het verzekeringstechnisch risico als onderdeel van het vereist eigen vermogen wordt voor het sterfterisico onderscheid gemaakt tussen procesrisico, trendsterfteonzekerheid en negatieve stochastische afwijkingen.

ESG-risico

ESG-risico’s zijn risico’s die verband houden met milieu, sociale verhoudingen en ondernemingsbestuur. De risico’s vloeien voort uit de invloed die de activiteiten van een onderneming hebben op de omgeving (bijvoorbeeld land, water, lucht en ecosystemen), de maatschappij en de manier waarop ondernemingen beheerd zijn. Materialisatie van deze risico’s kan, naast reputatie schade, materiële invloed hebben op de waarde van een onderneming.

De mate waarin de Pensioenkring is blootgesteld aan de ESG-risico’s en de beheersing daarvan is afhankelijk van de samenstelling van de beleggingsportefeuille. In beginsel wordt een combinatie van meerdere instrumenten ingezet om deze risico’s te beperken, dan wel te mitigeren: stemmen, screening en dialoog, uitsluitingen en ESG-integratie. Het MVB-beleid van Stap bevat richtlijnen met betrekking tot ESG-risicobeheersing op portefeuilleniveau. Daarnaast is MVB een vast onderdeel van de investment cases, die gehanteerd worden voor het vaststellen van het strategisch beleid per beleggingscategorie.

​Toelichting niet-financiële risico's

De niet financiële risico’s zijn voor Stap op instellingsniveau uitgewerkt in het hoofdstuk Integraal Risicomanagement. Op het niveau van de Pensioenkringen zijn de volgende belangrijkste niet-financiële risico´s onderkend.

Omgevingsrisico

De Pensioenkringen van Stap zijn, net als de hele pensioensector, onderhevig aan diverse ontwikkelingen, zoals de rente- en inflatieontwikkelingen, de volatiliteit op de financiële markten, de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel, de overgang naar een CO₂ neutrale samenleving en overige nieuwe (Europese) wet- en regelgeving. Als omgevingsrisico is dan ook het risico van het niet tijdig of adequaat inspelen op van buiten Stap komende veranderingen op het gebied van reputatie en ondernemingsklimaat geïdentificeerd.

Met de oprichting en inrichting van Stap is reeds beoogd in te spelen op (toekomstige) ontwikkelingen in de pensioensector. Door het, in afstemming met de strategische partners, voortdurend monitoren van de ontwikkelingen in de pensioensector en financiële markten en het hierop inspelen in de uitvoering van het beleid, acht Stap het netto risico voldoende beheerst. Het Bestuur zorgt daarbij voor een adequate en tijdige communicatie naar de deelnemers, Belanghebbendenorganen en andere stakeholders van Stap.

Uitbestedingsrisico

Onder het uitbestedingsrisico voor de Pensioenkringen verstaat Stap het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden of door derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt geschaad.

Voor de beheersing van het uitbestedingsrisico heeft Stap onder andere de volgende beheersmaatregelen getroffen:

  • Stap beschikt over marktconforme uitbestedingsovereenkomsten met al haar uitbestedingspartners, die voldoen aan de wettelijke regels op het gebied van uitbesteding.
  • De afspraken omtrent de uitbestede werkzaamheden en informatieverschaffing zijn contractueel vastgelegd in een Service Level Agreement met bijbehorende kritische performance indicatoren.
  • Stap ontvangt en beoordeelt periodieke rapportages van haar strategische uitbestedingspartners (maand-, kwartaal-, SLA- en risicorapportages), die in de bestuursadviescommissies en bestuursvergaderingen worden besproken.
  • Stap vormt een oordeel over de kwaliteit van de interne beheersing bij de uitbestedingspartijen en over de maatregelen die de uitbestedingspartijen nemen om de kwaliteit te verbeteren op basis van extern gecertificeerde ISAE 3402-type II verklaringen en aanvullende assurance verklaringen.
  • Stap voert periodiek strategisch overleg met de uitbestedingspartners en monitort, mede met het oog op de transitie naar de Wet toekomst pensioenen, het verandermanagement van de uitbestedingspartners.

IT-risico

De beschikbaarheid en beveiliging van IT-systemen wordt onderkend als een belangrijk risico. Door het niet beschikbaar zijn van (belangrijke) IT systemen en/of de IT omgeving bestaat het risico van operationele verstoringen. Daarnaast bestaat het risico bij niet adequate IT beveiliging, dat informatie toegankelijk wordt voor niet-geautoriseerde gebruikers en/of dat niet geautoriseerde gebruikers het functioneren van de IT systemen verhinderen of veranderen. Dit risico beperkt zich niet tot de IT-omgeving van Stap, maar omvat tevens de IT-omgeving van de uitbestedingspartners. De genoemde IT-risico’s kunnen daarom van invloed zijn op de dienstverlening aan de deelnemers.

Voor de beheersing van het IT-risico heeft Stap onder andere de volgende beheersmaatregelen getroffen:

  • Het ICT-beleid, het Informatiebeveiligingsbeleid en het privacy beleid van Stap worden periodiek geëvalueerd en geactualiseerd en er worden maatregelen ter beheersing van het risico. Het ICT-beleid en het Informatiebeveiligingsbeleid is gerelateerd aan het Uitbestedingsbeleid en hierin zijn adviezen van de externe partij Quint verwerkt. 
  • Gedurende het jaar monitort Stap of de beheersing van het IT-risico bij de uitbestedingspartners overeenkomt met het beleid aan de hand van onder meer de SLA- en risicorapportages. Daarnaast rapporteren de uitbestedingspartners over de voor het IT-risico getroffen maatregelen en de interne beheersing via de ISAE 3402 type II rapportages. 
  • Op basis van de ISAE 3402 type II rapportages en aanvullende assurance verklaringen vormt Stap zich een oordeel over de kwaliteit van de interne beheersing voor het IT-risico bij de uitbestedingspartners en over de maatregelen die de uitbestedingspartners nemen om de kwaliteit te verbeteren.
  • Daarnaast wordt periodiek een RSA ICT uitgevoerd. Daarbij wordt onder andere gebruik gemaakt van het COBIT-raamwerk van de uitbestedingspartners en enkele belangrijke aandachtsgebieden betreffen cyberrisico’s en datakwaliteit. Medio 2022 is het self assessment informatiebeveiliging conform het Toetsingskader Informatiebeveiliging van DNB in samenwerking met de externe partij  afgerond. Hierbij is vastgesteld dat de door Stap (13 beheersmaatregelen), TKP en Aegon AM getroffen beheersmaatregelen voldoen aan het gewenste volwassenheidsniveau van de 58 beheersmaatregelen uit het model van DNB.

Door de hoge mate van digitalisering van de bedrijfsvoering en de afhankelijkheid hiervan, onderkent Stap het toenemende risico op cyberaanvallen. De analyse van de verhoogde gevoeligheid voor cybercrime maakt deel uit van de RSA ICT en de SIRA. Om dit risico te mitigeren heeft Stap het ICT- en Informatiebeveiligings-beleid geïmplementeerd en maatregelen getroffen. Zo laat de uitvoeringsorganisatie periodiek penetratietesten uitvoeren en worden (mogelijke) beveiligingsproblemen direct opgevolgd. Zowel bij de uitbestedingspartners als bij Stap heeft dit in 2022 niet tot incidenten, gerichte aanvallen (zoals DDoS) of andere verstoringen van de dienstverlening geleid. Alle maatregelen in het kader van informatiebeveiliging zijn in werking en worden continu gemonitord. En met het oog op de thuiswerksituatie zijn er extra activiteiten op het gebied van bewustzijn uitgevoerd om medewerkers blijvend alert te houden.

In het kader van het nieuwe pensioenstelsel onderkent Stap het risico dat de IT-systemen hiervoor tijdig aangepast dienen te worden. TKP informeert Stap periodiek over de voortgang van de wijzigingen die doorgevoerd moeten worden in de (administratieve) systemen als gevolg van de Wet toekomst pensioenen en de herijking van haar veranderportfolio. Stap heeft binnen het programma “Pensioenakkoord binnen Stap” nadrukkelijk aandacht voor het TKP programma Wet toekomst pensioenen.

Juridisch risico

Stap opereert als financiële instelling in een omgeving die de sterk gereguleerd is en de komende jaren flink verandert. De pensioensector krijgt te maken met aangepaste wetgeving, zoals onder meer de Wet toekomst pensioenen. Daarnaast is sprake van toenemende vereisten op het gebied van maatschappelijk verantwoord beleggen. Tevens lanceert de Europese Commissie (EC) de komende jaren regelgeving om de digitale weerbaarheid te vergroten en om financieel-economische criminaliteit effectiever tegen te gaan. 

Voor het vergroten van de digitale weerbaarheid van de sector heeft de Europese Commissie (EC) een voorstel voor een verordening uitgebracht: de Digital Operational Resilience Act (DORA). DORA stelt eisen aan financiële organisaties ten aanzien van IT-risicomanagement, IT-incidenten, het periodiek testen van de digitale weerbaarheid en de beheersing van risico’s bij uitbesteding aan (kritieke) derden. Daarbij wordt rekening gehouden met de grootte, het risicoprofiel en het systeembelang van de individuele organisaties. DORA wordt met ingang van januari 2025 ingevoerd en Stap bereid zich hier samen met de uitbestedingspartners op voor.

Ook werkt de EC aan een nieuw kader voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Het doel hiervan is een gelijker speelveld te creëren tussen EU-jurisdicties voor het toezicht, gericht op het voorkomen van financieel-economische criminaliteit. Om te zorgen dat dit kader beter werkt, wil de EU een specifieke anti­witwas­autoriteit oprichten. Ondertussen zet Nederland in op meer mogelijkheden voor instellingen om onderling informatie uit te wisselen. Kennisdeling vergroot het zicht op financieel-economische criminaliteit.

Bovenstaande ontwikkelingen leiden tot een verhoogd risico dat Stap niet voldoet aan wet- en regelgeving. Ter beheersing van dit juridisch risico maakt Stap gebruik van de binnen het Bestuur, het Bestuursbureau en bij de uitbestedingspartners aanwezige (juridische) kennis en kunde. Tevens heeft Stap een externe Compliance Officer aangesteld die en wordt waar nodig juridische expertise ingehuurd.

​Ontwikkelingen in 2023

Situatie Oekraïne en Rusland

De oorlog tussen Oekraïne en Rusland domineert op sinds 24 februari 2022 de wereldpolitiek, de financiële markten en de olie- en energieprijzen. De Pensioenkring verstrekt via Stap geen uitkeringen aan pensioengerechtigden uit Rusland, maar de Pensioenkring heeft wel beleggingen in Rusland en Oekraïne. Echter, de blootstelling aan beleggingen in Rusland en Oekraïne is relatief beperkt, onder andere door het uitsluitingsbeleid waardoor er sinds 2019 niet belegd is in Russische staatsobligaties.

De Pensioenkring belegt zeer beperkt in aandelen en obligaties van Russische en Oekraïense bedrijven en belegt niet in aandelen of obligaties uit Wit Rusland. Als gevolg van de ingestelde sancties mag er niet worden gehandeld in bepaalde (Russische) bedrijven. Daarnaast ligt de handel van aandelen die genoteerd staan in Rusland momenteel stil, waardoor waarderingen onzeker zijn en het onzeker is of de aandelen verkocht kunnen worden. Voor de beleggingen via de AIM MM fondsen is besloten dat alle nieuwe investeringen in Russische en Wit-Russische aandelen en obligaties zijn stopgezet. Een indirect effect is de toegenomen onzekerheid op de financiële markten en een daarmee gepaard gaand negatief sentiment. Stap zal de ontwikkelingen nauwgezet blijven volgen.

Wet toekomst pensioenen (Wtp)

In 2020 is het project Pensioenakkoord binnen Stap gestart. In de oriëntatiefase (2020/2021) zijn er door Stap drie werkgroepen gevormd: techniek, governance en propositie. Door de werkgroep techniek zijn verkennende kwantitatieve analyses uitgevoerd. De onderwerpen invaren en transitie FTK zijn uitvoerig aan bod gekomen. De werkgroep governance heeft voor de verschillende Pensioenkringen een inventarisatie gemaakt van de rollen en verantwoordelijkheden bij een overgang naar het nieuwe stelsel. De werkgroep propositie heeft een analyse uitgevoerd ten aanzien van de proposities die Stap aan gaat bieden. In 2021 zijn de uitkomsten van oriëntatiefase gepresenteerd aan de Belanghebbendenorganen. In februari 2021 heeft Stap ook gereageerd op de internetconsultatie ‘Wet toekomst pensioenen’, gepubliceerd op 16 december 2020. Stap onderschrijft en ondersteunt de noodzaak van de voorgestelde herziening van de tweede pijler.

In de complexe overgang van het oude stelsel naar het nieuwe stelsel ziet Stap voor algemeen pensioenfondsen een belangrijke rol weggelegd. Algemeen pensioenfondsen kunnen oplossingen bieden in het nieuwe stelsel en daarnaast ook collectiviteiten vanuit het verleden borgen. De wetgeving is op 30 mei 2023 definitief geworden en Stap gaat door met de projectmatige voorbereiding voor de Wet toekomst pensioenen. De Wtp is een vast agendapunt geworden bij alle commissievergaderingen en hiermee onderdeel van de governance van Stap. Er is een coördinatieteam gevormd dat bestaat uit twee bestuursleden en de directie van het Bestuursbureau en dat onder andere zorgt voor volledige dekking qua onderwerpen via de commissies en het binnen de gestelde kaders prioriteren van onderwerpen en uitzetten van opdrachten. Tevens bewaakt het coördinatieteam de tijdlijnen, afhankelijkheden en volledigheid van uitwerking. 

Stap en haar uitbestedingspartners zijn er klaar voor om de komende jaren de bestaande en toekomstige klanten te begeleiden in een zorgeloze transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Stap faciliteert zowel solidaire als flexibele pensioenregelingen, alsmede een combinatie van de contracten en mogelijkheden voor niet-actieve verzekerde regelingen. Ook blijft Stap het huidige FTK uitvoeren voor collectiviteiten die in het huidige pensioenstelsel blijven. 

Gewijzigde UFR per 1 januari 2023

De Nederlandsche Bank (DNB) heeft eind 2022 aangegeven dat de nieuwe UFR-methode, zoals geadviseerd door de Commissie Parameters 2022, per 1 januari 2023 wordt ingevoerd. Het advies van de Commissie is om de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur dichter aan te laten sluiten bij de marktrente. Onder andere het startpunt voor het extrapoleren verschuift van 30 naar 50 jaar. Deze wijziging wordt in boekjaar 2023 verantwoord. Voor de Pensioenkring is de impact van de invoering van de nieuwe UFR-methode een minimale verlaging van de dekkingsgraad per 1 januari 2023.

9.9 Verslag van het Belanghebbendenorgaan van Multi-client Pensioenkring 2

Belanghebbendenorgaan Multi-client Pensioenkring 2

Het Belanghebbendenorgaan van Multi-client Pensioenkring 2 is per 1 januari 2017 ingesteld. Dat is de datum waarop Multi-client Pensioenkring 2 van start is gegaan.

Samenstelling Belanghebbendenorgaan Multi-client Pensioenkring 2

Het Belanghebbendenorgaan bestaat uit de vertegenwoordiging van de geledingen van de werkgevers, (gewezen) deelnemers en gepensioneerden en bestaat ultimo 2022 uit vier leden:

  • Paul van Driessen (voorzitter) - namens pensioengerechtigden
  • Jelmer Dijkstra - namens de werkgevers
  • Lia de Jongh – van der Plaat - namens de deelnemers
  • Henri Castillion - namens de gewezen deelnemers

Henri Castillion is op 6 juli 2022 toegetreden in de plaats van Caspar Vlaar, die per dezelfde datum terugtrad. Het Belanghebbendenorgaan spreekt zijn waardering uit voor de bijdrage die de heer Vlaar heeft geleverd aan het Belanghebbendenorgaan. De heer Gert Tuinsma heeft zich kandidaat gesteld voor een toekomstige vacature en is op dit moment toehoorder bij de vergaderingen en sinds 1 april 2023 adviseur van het Belanghebbendenorgaan. Inmiddels heeft hij de voor een lid van het Belanghebbendenorgaan vereiste opleidingen met succes afgerond.

Taken en bevoegdheden

De taken en bevoegdheden van het Belanghebbendenorgaan worden bepaald door het wettelijke kader, de Code Pensioenfondsen, de statuten en de reglementen van Stap. 

Vergaderingen van het Belanghebbendenorgaan in 2022

Het Belanghebbendenorgaan heeft in 2022 twee vergaderingen gehad met het Bestuur. De eerste vergadering met het Bestuur vond plaats in mei. Deze vergadering stond in het teken van het deel-jaarverslag 2021 met de financiële opstelling van Multi-client Pensioenkring 2, alsmede de stand van zaken rondom de Wet toekomst pensioen (Wtp) en de uitgevoerde zelfevaluatie van het Belanghebbendenorgaan. De tweede vergadering vond plaats in december. In deze vergadering zijn onderwerpen zoals het beleggingsplan 2023, de pensioenopbouw en premies voor 2023, het pensioenreglement 2023, de toeslagverlening, het communicatiejaarplan en het jaarplan 2023 van de Pensioenkring behandeld. Daarnaast heeft het Belanghebbendenorgaan in mei 2022 een overleg gehad met de Raad van Toezicht.

Het Belanghebbendenorgaan heeft in 2022 zes eigen vergaderingen gehad. Bij deze vergaderingen is een delegatie van het Bestuursbureau namens het Bestuur aanwezig geweest. In deze vergaderingen zijn de onderwerpen behandeld die in de vergaderingen met het Bestuur op de agenda stonden. Verder zijn onder meer de volgende onderwerpen behandeld:

  • de Wet toekomst pensioenen;
  • de haalbaarheidstoets;
  • de rapportages van de Pensioenkring;
  • het risicobereidheidsonderzoek;
  • de actuariële grondslagen, waaronder de ervaringssterfte;

Zelfevaluatie

De zelfevaluatie over 2022 is besproken op 11 mei 2023 aan de hand van de door de leden ingevulde vragenlijsten en voortbouwend op de in 2022 uitgevoerde zelfevaluatie onder leiding van Montae. Het Belanghebbendenorgaan is van mening dat zij voldoende afstand tot het bestuur bewaart en onderwerpen goed onderbouwd en transparant ter bespreking aanbrengt.

De voorbereiding van specifieke onderwerpen vindt plaats via Champion zodat de voorbereidingstijd voor de onderwerpen efficiënter kan worden gemaakt. Dit houdt mede verband met de beloningsmethodiek voor de leden die het bestuur niet wenst aan te passen om tegemoet te komen aan de bovenmatige wenselijke uurbesteding ten opzichte van de dagdeelbeloning op basis van beperkt aantal vergaderingen. Het Belanghebbendenorgaan merkt op dat in de toekomst hierdoor meer extern advies zal worden gevraagd teneinde het gewenste kwaliteitsniveau te kunnen halen met de beperkte gebudgetteerde uren.

Ter bevordering van de onderlinge samenwerking heeft het Belanghebbendenorgaan een gedragsvoorkeuren onderzoek laten uitvoeren. De stijlen van de leden zijn daardoor beter inzichtelijk geworden voor elkaar. De afstemming binnen het Belanghebbendenorgaan is verbeterd door het instellen van regulier (bij voorkeur) maandelijkse Teams sessies. Vanwege reistijden van de leden wordt er meer met Teams vergaderd. De onderlinge communicatie wordt geregeld geëvalueerd.

Informatie-uitwisseling

Het Belanghebbendenorgaan ontvangt informatie en rapportages over de Pensioenkring van het Bestuursbureau via een eigen digitale vergaderomgeving. Dit betreft onder andere maand- en kwartaalrapportages en per kwartaal een risicomanagementrapportage. Daarnaast ontvangt het Belanghebbendenorgaan tenminste maandelijks een nieuwsbrief over de actualiteiten. Deze frequentie wordt verhoogd wanneer hiertoe aanleiding is. Daarnaast hebben de leden van Belanghebbendenorgaan toegang tot SPO Perform.

Stap heeft in 2022 twee themadagen voor leden van Belanghebbendenorganen georganiseerd. Tijdens de themadagen zijn onderwerpen behandeld zoals de Wet toekomst pensioenen, het IMVB-convenant en thematisch beleggen, een bewustwordingssessie voor compliance en keuzebegeleiding. Een aantal leden van het Belanghebbendenorgaan van Pensioenkring 2 Nederland heeft deze themadagen bijgewoond.

Verslag over 2022

Het Belanghebbendenorgaan heeft in 2022 goedkeuring verleend aan:

  • het beleggingsplan 2023;
  • het jaarplan 2023 van de Pensioenkring;
  • de bevriezing van het niveau van de afdekking van het renterisico op 70%;
  • de selectie van een externe partij en de opzet voor het onderzoek naar de risicobereidheid van de deelnemers;
  • de mogelijkheid om het alternatieve ingroeipad voor de prijsinflatie voor het Toekomst Bestendig Indexeren toe te passen;
  • de pensioenpremies en de pensioenopbouw 2023 voor de aangesloten werkgevers.

Het Belanghebbendenorgaan heeft in 2022 advies gegeven over:

  • het deel-jaarverslag 2021 met de financiële opstelling van de Pensioenkring over 2021;
  • de actuariële grondslagen, waaronder de ervaringssterfte;
  • het pensioenreglement 2023 van de Pensioenkring;
  • het communicatiejaarplan 2023 van de Pensioenkring;
  • het uitvoeringsreglement 2023.

Tevens is de opgestelde ABTN 2023 van de Pensioenkring behandeld. In de eigen vergaderingen van het Belanghebbendenorgaan zijn verder ook de maand- en kwartaalrapportages en de risicomanagementrapportages van de Pensioenkring behandeld. Het Belanghebbendenorgaan heeft in de eigen vergaderingen verdiepende vragen gesteld naar aanleiding van deze rapportages. Deze zijn door het Bestuursbureau beantwoord. 

Bevindingen

Deze verklaring heeft betrekking op het verslagjaar 2022. Het Belanghebbendenorgaan heeft over deze periode de volgende bevindingen.

Samenwerking met het Bestuur en de Raad van Toezicht

Afdekking renterisico
De rente steeg begin 2022 en als het oorspronkelijk strategisch beleid gevolgd zou zijn, zou de afdekking van het renterisico verhoogd moeten worden tot uiteindelijk 100% afhankelijk van de hoogte van de rente. Als reactie op de stijgende rente stelde het Bestuur voor om af te wijken van de dynamische rentestaffel en de afdekking van het renterisico te bevriezen op 85%. Het Belanghebbendenorgaan kon zich niet vinden in de onderbouwing van dit voorstel maar heeft wel ingestemd om de afdekking van het renterisico niet verder te verhogen dan 85%. Vanuit het Belanghebbendenorgaan is aangegeven dat bij een niveau van 85% weliswaar een gedeeltelijke indexatie gelijk aan het ambitieniveau mogelijk is, maar dat daarbij geen oog is voor het feit dat het ambitieniveau een gemiddelde indexatie dient op te leveren van 50% en in de afgelopen jaren er geen reguliere indexatie heeft plaatsgevonden. In juni 2022 is consensus bereikt over het (voorlopig) bevriezen van de afdekking van het renterisico op 70%. Het Belanghebbendenorgaan wenst haar ideeën om de indexatie ambitie de komende jaren te kunnen realiseren te toetsen in de ALM studie van 2023 waarbij zij begin 2023 Mercer heeft gevraagd op te treden als haar adviseur.

Indexatie AMvB
Het Belanghebbendenorgaan betreurt het dat het Bestuur niet de mogelijkheid heeft weten te realiseren om gebruik te kunnen maken van de versoepelde regels voor toeslagverlening die golden van 1 juli 2022. Het grote struikelblok betrof de intentieverklaring tot invaren van alle sociale partners van Multi-client Pensioenkring 2. Het Bestuur heeft het Belanghebbendenorgaan meegedeeld dat een aantal voormalige werkgevers niet meer bestond en niet te achterhalen was wie de intentieverklaring kon afgeven. Het zou een te grote inspanning vergen van het Bestuur om alle werkgevers te achterhalen. Het Belanghebbendenorgaan heeft aangeboden hierbij hulp te verlenen, dit aanbod is door het Bestuursbureau niet aangenomen vanwege hun eigen verantwoordelijkheid hierin. Tevens heeft het Belanghebbendenorgaan verzocht na te gaan wat de gevolgen zijn als een aantal werkgevers niet zou meewerken en er toch gebruik gemaakt wordt van de AMvB. Het Belanghebbendenorgaan heeft haar teleurstelling uitgesproken over de gemiste kans om indexatie toe te kunnen kennen en over de beantwoording van haar vragen over het gevolgde proces. Het Belanghebbendenorgaan heeft ingestemd met het voorgenomen besluit tot het mogen hanteren van het alternatieve ingroeipad voor indexatie.

Proces herbenoemingen
Het Belanghebbendenorgaan heeft kritische vragen gesteld over het proces van herbenoemingen zodat de besluitvorming hierover beter aansloot bij de Code Pensioenfondsen. De gegeven onderbouwing door het Bestuur was naar de mening van het Belanghebbendenorgaan te summier en miste een verklaring waarom het Bestuur het niet nodig achtte om een open sollicitatieprocedure te houden. Hiermee zou wellicht beter aansluiting gevonden zijn bij de diversiteitsdoelstellingen van Stap.

Samenwerking met het Bestuursbureau

Het Belanghebbendenorgaan waardeert de professionele ondersteuning vanuit het Bestuursbureau en de informatievoorziening. Dit stelt het Belanghebbendenorgaan in staat om haar rol goed te kunnen invullen. Het Belanghebbendenorgaan dankt in het bijzonder de heer Brahim Bakayan voor de goede en prettige ondersteuning die zij van hem heeft mogen ontvangen bij zijn werkzaamheden voor het Belanghebbendenorgaan.

Financiën

De financiële positie van de Pensioenkring is, gemeten naar de dekkingsgraad, relatief onveranderd. De feitelijke dekkingsgraad daalde licht van 113,3% ultimo vorig boekjaar naar 112,7% ultimo 2022.Achterliggend hadden zowel de beleggingsresultaten als de gestegen rente echter beiden een groot effect. Het beleggingsrendement kwam over 2022 uit op -29,8%. De rekenrente steeg in diezelfde periode van 0,56% naar 2,60%, zodat de daardoor veroorzaakte daling van de benodigde technische voorzieningen het beleggingseffect onderving. De beleidsdekkingsgraad van 111,2% per ultimo september maakte mogelijk dat eind december een zeer geringe toeslag van 0,84% ten laste van het vermogen werd verleend door het Bestuur met onthouding van een advies van het Belanghebbendenorgaan.

Contact met de achterban

In 2022 heeft het Belanghebbendenorgaan e-mails en brieven van deelnemers ontvangen. Indien deelnemers direct met het Belanghebbendenorgaan willen communiceren, zullen zij zich via het Bestuursbureau tot het Belanghebbendenorgaan moeten wenden zodat achter de brieven ook een naam gezet kan worden. In verband met de AVG krijgt het Belanghebbendenorgaan geen inzage in de namen van de afzenders van brieven of e-mails die gericht zijn aan Stap of het Bestuursbureau. Door directe communicatie kan het Belanghebbendenorgaan beter inspelen op actuele thema’s. In 2023 is het Belanghebbendenorgaan voornemens om met de achterban – zowel de actieve deelnemers als de gewezen deelnemers en de gepensioneerden en ook de actieve werkgevers – in contact te komen. De mening van de achterban zal een belangrijke rol gaan spelen in de toekomstvisie van de nieuwe pensioenregelingen en de risicobereidheid en solidariteit van en tussen de deelnemers.

Wet toekomst pensioenen

Voor 2022 is de invoering van de Wet toekomst pensioenen een belangrijk thema voor de Pensioenkring. Het Bestuur is gestart met de voorbereidingen voor de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. Het Belanghebbendenorgaan heeft het voornemen om in 2023 en verder de diverse mogelijkheden onder dit nieuwe pensioenstelsel actief te beoordelen en/of te exploreren in samenwerking met het Bestuur in het belang van de deelnemers van Multi-client Pensioenkring 2.

Het uitwerken van het nieuwe pensioenstelsel binnen de kaders van een Multi-client Pensioenkring en Multi-client pensioenomgeving vraagt een vroegtijdige betrokkenheid van Bestuur en Belanghebbendenorgaan gezamenlijk, opdat met goed inzicht in risicobereidheid en wensen van deelnemers de juiste beslissingen kunnen worden genomen.

Het totale oordeel

Het Belanghebbendenorgaan neemt haar taken en verantwoordelijkheden serieus en streeft naar een open en constructieve dialoog met het Bestuur. Het Belanghebbendenorgaan heeft gevraagd en ongevraagd advies gegeven aan het Bestuur. Het Belanghebbendenorgaan streeft naar transparantie. Het Belanghebbendenorgaan heeft zich in 2022 een keer onthouden van instemming met het beleggingsplan omdat het Belanghebbendenorgaan over onvoldoende informatie beschikte, en eenmaal haar advies onthouden ten aanzien van de indexatie.

Het Belanghebbendenorgaan zou graag zien dat het Belanghebbendenorgaan veeleer en in een vroegtijdiger stadium anticiperend en bevragend zal worden betrokken door het Bestuur. Mogelijkerwijze komen dan andere denkrichtingen aan bod alsmede een efficiëntere appreciatie van de input van het Belanghebbendenorgaan, een en ander in het belang van de deelnemers.

Het Belanghebbendenorgaan ziet met vertrouwen de samenwerking met het Bestuur voor het uitwerken van het nieuwe pensioenstelsel binnen de kaders van een Multi-client pensioenomgeving tegemoet en vraagt een vroegtijdige betrokkenheid van Bestuur en Belanghebbendenorgaan gezamenlijk.


Utrecht, 17 mei 2023
Belanghebbendenorgaan Multi-client Pensioenkring 2

Paul van Driessen (voorzitter)
Jelmer Dijkstra
Lia de Jongh - van der Plaat
Henri Castillion

Reactie Bestuur

Het Bestuur bedankt het Belanghebbendenorgaan van Multi-client Pensioenkring 2 voor de in 2022 verrichte werkzaamheden en heeft kennis genomen van het verslag van het Belanghebbendenorgaan van Multi-client Pensioenkring 2 en het positieve advies over het deel-jaarverslag met de financiële opstelling over 2022 van de Pensioenkring. Het Bestuur constateert dat het op bepaalde onderwerpen van mening verschilt met het Belanghebbendenorgaan. Dit heeft betrekking op de uitgangspunten van de Code Pensioenfondsen, de verantwoordelijkheden en de taakafbakening en -vervulling van de verschillende fondsorganen en de daaraan gekoppelde realistische tijdsbesteding. Het Bestuur zal de constructieve dialoog met het Belanghebbendenorgaan in 2023 voortzetten en ziet met vertrouwen de gezamenlijke uitwerking voor de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel (Wtp) tegemoet.

Versie:
v6.2.36

Met iWink Report maak je professionele online publicaties. Publicaties die je online, in print en als PDF-download kunt aanbieden.

En daarmee voldoe je direct aan de WCAG-wetgeving rond digitale toegankelijkheid.

Eenvoudig, veilig en efficiënt.

Meer over iWink Report